Het product dat jullie op de markt gaan brengen zal straks ergens verkocht moeten gaan worden. Het is zaak om na te gaan denken waar jullie dat willen gaan doen.
'Waar' bestaat uit:
a. Plaats van de winkel
Waar moet de winkel zich vestigen? In het centrum van de stad, in een wijk of op een industrieterrein met veel parkeermogelijkheden? Winkels met een goedkoop assortiment kunnen het zich niet veroorloven om een duur pand in het centrum te huren.
b. Plaats van het product in de winkel.
Waar willen jullie dat het product in de winkel ligt? Bij de toonbank? In een kopstelling? In een display? Als nabuur of contraplaatsing?
Opdracht 3: Plaats