Voedermiddelen
Ruwvoeders
Gras
Voor veel paarden is gras of het daarvan afgeleide hooi de basis van de voeding. Gras bestaat voor 80-85% uit water.
De kwaliteit van gras kan wat betreft energie, eiwit en mineralen sterk variëren.
Bij een bemesting met veel stikstof kan het energie- en eiwitgehalte in het gras gemakkelijk te hoog worden. Paardenweiden worden in de regel niet zo zwaar bemest als weiden bestemd voor rundvee; hierdoor is het gras wat grofstengeliger.
Weiden zijn ingezaaid met grasmengsels waarin de verschillende grassen elkaar aanvullen om een zo goed mogelijk weidebestand te krijgen. Het ene gras is voor het paard smakelijker dan het andere. In Het groeistadium van het gras is van belang omdat uit jong gras meer energie en eiwit gehaald wordt. Als het gras ouder wordt dan wordt het grofstengeliger en bevat het meer ruw celstof. Het paard moet dan langer grazen en meer eten om dezelfde hoeveelheid energie op te nemen.
Hooi
Het basis ruwvoer op stal is voor de meeste paarden hooi. De kwaliteit van het hooi is afhankelijk van bemesting, maaistadium en de weersomstandigheden waaronder het hooi is gewonnen. Als het hooi niet voldoende droog is binnen gehaald kan broei en schimmel en stofvorming optreden. Paardenhooi wordt in het bloeistadium gemaaid. Het is dan lang en stengelig en bevat daarom relatief weinig energie. Hooi bevat 850g droge stof per kg.
Gras dat bestemd wordt voor paardenhooi wordt in een later stadium gemaaid.
Kuilgras
In plaats van hooien wordt vaak gekozen om het gras in te kuilen omdat de weersomstandigheden voor hooien vaak ongunstig zijn. De veldperiode (droogperiode op het land) duurt bij inkuilen slechts enkele dagen. Gras wordt voor inkuilen in een jonger stadium gemaaid dan gras voor hooi. Hierom bevat kuilgras relatief veel eiwit.
Ingekuilde mais
Ingekuilde snijmais is energierijk. De voederwaarde van 3,5 kg snijmais komt overeen met ongeveer 1 kg paardenbrok of met ruim 1,5 kg hooi. Onbeperkt snijmais voeren aan paarden heeft tot gevolg dat ze te vet worden. Daarnaast is ingekuilde mais eiwitarm en arm aan mineralen. Hierdoor is snijmais voor jonge paarden niet geschikt.
Paarden zijn gevoelig voor plotselinge voerveranderingen; beschimmeld of verontreinigd kuilvoer dient niet gevoerd te worden.
Stro
Stro wordt vaak gegeven om het paard op stal enige afleiding te bezorgen. Daarnaast dient het als buikvulling voor paarden waar de energiebehoefte beperkt is.
Krachtvoeders
Bij krachtvoeders wordt onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige krachtvoeders, zoals haver en pulp en samengestelde krachtvoeders. Ruwvoeders als lucerne en gras worden, in gedroogde vorm, ook als krachtvoeders beschouwd omdat ze in deze sterk geconcentreerde vorm een relatief hoge voedingswaarde hebben. In mengvoer worden enkelvoudige grondstoffen gebruikt die meestal tot brokken worden samengeperst.
Haver
Haver is een voedermiddel dat graag aan paarden verstrekt wordt. Haver heeft dan ook een aantal voordelen die in de praktijk zeer op prijs worden gesteld. Haver wordt vrijwel altijd goed opgenomen. De energiewaarde / verteerbaar ruw eiwitverhouding is bijzonder goed voor paarden die arbeid moeten verrichten.
De samenstelling van paardenbrok verdient bijzondere aandacht. Deze is bepalend voor de voederwaarde en daarmee ook voor de verhouding tussen kwaliteit en prijs. Ook is hieruit af te leiden of bepaalde gewenste of ongewenste grondstoffen zijn gebruikt. De samenstelling dient altijd op een label op de zak vermeld te worden. De voederfabrikant is wettelijk verplicht de gehalten aan ruw eiwit, ruw vet, ruwe celstof en as op de label te vermelden en deze gehaltes te garanderen.
Aan het mengvoer kunnen ook extra stoffen worden toegevoegd die van invloed zijn op het dier of op het voer. Deze moeten altijd op de label vermeld worden.
Het is belangrijk dat het krachtvoer en het ruwvoer in een goede verhouding aan het paard wordt gegeven. Met Het krachtvoer kunnen bestandsdelen die in het ruwvoer missen worden aangevuld.
Beweiding
Paarden hebben beweging en dus ruimte nodig. Weidegang is hierbij onmisbaar. De wei kan dienen als uitloopmogelijkheid voor paarden die ook nog een deel van de dag en/of ’s nachts op stal staan of als voedingsbron.
Drinkwater
De waterbehoefte van paarden varieert sterk. Het blijkt dat de opname varieert van 2,8-7,5 liter per 100 kg lichaamsgewicht. Een warmbloedpaard van 600 kg heeft per dag dus 17-45 liter water nodig. De wateropname is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden, de voeding en het werk dat het paard moet doen