Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je
- omschrijven wat het verschil is tussen standaardtaal en dialect;
- drie voorbeelden van dialecten noemen die in Nederland worden gesproken.
- omschrijven wat wordt bedoeld met 'straattaal'.
- overeenkomsten ontdekken tussen het Nederlands en het Vlaams en Zuid-Afrikaans.