Hoe bereidt je een wiskunde toets voor?

Hoe bereid jij je het best voor op een wiskundetoets?
Wiskunde is een doe vak. Je leert door te doen. En doen is ontdekken. Hieronder krijg je wat tips om je goed voor te kunnen bereiden op de Wiskunde toetsen. Wat moet je doen om te kunnen ontdekken!


Leren doe je in de les!    

  1. Zorg dat je goed luistert naar de uitleg. De leraar geeft vaak veel meer handige tips dan er op de wiskundepagina's staan.
  2. Maak aantekeningen van datgene wat belangrijk is. Zo hoef je niet alles te onthouden maar kun je het achteraf nog terug lezen. Zet deze aantekeningen in een duidelijk vak op je ruitjespapier. Geef de titel van het vak bijvoorbeeld een kleurtje zodat je het makkelijk terug kunt vinden.
  3. Doe actief mee in de wiskundelessen. Zit recht op in de klas, kijk wat er gebeurt op het bord, schrijf de opgaven die op het bord behandeld worden ook op je ruitjespapier op.
  4. Neem de theorie in de openingspagina nog eens door.
  5. Kijk de gemaakte opgaven goed na zodat je kunt leren van je fouten. Niemand kan zich ontwikkelen zonder fouten te maken.
    ​​Probeer er zelf achter te komen waarom je een opgave fout had. Je leert nog meer van je fouten als je zelf achter het goede antwoord komt, in plaats van dat iemand het je voorzegt.
  6. Werk je opgaven netjes en nauwkeurig uit. Schrijf met pen en teken met potlood. Wiskunde is een exact vak, waarbij een antwoord goed of fout kan zijn.
  7. Sla een opgave nooit over omdat je hem niet goed begrijpt. De leraar kan je aan de hand van je foute opgave beter helpen dan wanneer je niets op papier hebt staan. Schrijf je antwoorden volledig op, met berekeningen, tussenstappen en eenheden. Bij Wiskunde zijn we minder geïnteresseerd in het antwoord maar meer in de weg er naar toe. Leg dus altijd uit waarom je tot je antwoord bent gekomen. Dit kan aan de hand van een tekening, berekening of een korte toelichting.
  8. Zorg dat je altijd je spullen in orde hebt. Je kunt onnodig veel tijdverlies lijden als je bepaalde spullen niet bij je hebt, of opgaven helemaal niet maken.
  9. Wees vooral niet bang om vragen te stellen. Leraren doen niets liever dan je te begeleiden bij het leren​​

 

Tijdens de toets.

  1. Les al je spullen klaar. (pen, potlood, gum, puntenslijper, geodriehoek, 3 kleurpotloden,  passer* en rekenmachine* en een leesboek)
  2. Lees de vraag goed door, soms is het handig om informatie te onderstrepen. Dat onderstrepen kan met je kleurpotlood.
  3. Heb je geen idee hoe je de vraag zou kunnen aanpakken, sla de vraag dan even over. Zet een uitroepteken in je kantlijn zodat je straks aan het eind deze vraag nog even gaat proberen. Zorg er voor dat wanneer je vragen even overslaat die je later gaat maken dat je de opgaven op je toetspapier heel goed nummert!

    Het is niet erg een vraag even over te slaan. Maak eerst de vragen die je makkelijk vind of waar je meteen wee hoe je ze gaat oplossen. Zo scoor je in het begin snel punten. Als je veel punten haalt voor je toets haal je natuurijk ook een goed cijfer.
     
  4. Lees de volgende vraag door en als je dit handig vindt onderstreep weer nuttige informatie in de vraag met potlood.
  5. Orden de informatie uit de vraag en maak je berekening. Schrijf je hele berekening op. controleer of je goed hebt afgerond en of je de eenheden achter de vraag hebt gezet.
  6. Als je denkt dat je klaar bent met je toets controleer je even of je alle vragen gemaakt het. Ook controleer je nog eens of je de antwoorden die je opgeschreven hebt goed zijn afgerond. Kijk nog even naar je tekeningen en assenstelsels staan bijvoorbeeld de goede woordjes bij de assen en zijn de tekeningen netjes met potlood?
  7. Je bent nu klaar met de toets. Pak je leesboek erbij en ga even ontspannen lezen, of werk aan een ander vak.