OPGAVEN §4 Vlakke figuren
Bij dit onderdeel zijn er in totaal 6 opgaven
29 Vlakke figuren
Bekijk de eigenschappen van de belangrijkste vlakke figuren.
a Welke eigenschappen heeft een vierkant? Teken er één.
zijden: … hoeken: … diagonalen: …
b Welke eigenschappen heeft een rechthoek? Teken er één.
zijden: … hoeken: … diagonalen: …
c Welke eigenschappen heeft een parallellogram? Teken er één.
zijden: … hoeken: … diagonalen: …
d Welke eigenschappen heeft een ruit? Teken er één.
zijden: … hoeken: … diagonalen: …
e Welke eigenschappen heeft een vlieger? Teken er één.
zijden: … hoeken: … diagonalen: …
30 Voorbeeld 1
In Voorbeeld 1 zie je een vlakvulling.
Maak op een groter stuk roosterpapier
deze vlakvulling met vliegers.
31 Kernopgave
Je ziet op je werkblad zes vlakke figuren op een rooster.
a Schrijf bij elke figuur de juiste naam.
b Teken in elke figuur de diagonalen.
c Geef in elke figuur met behulp van tekentjes (zie Uitleg) bij de diagonalen
aan welke hoeken recht zijn en welke lijnstukken gelijk zijn.
d Welke figuur heeft geen diagonalen?
e Bij welke figuren zijn de diagonalen even lang?
32 Je ziet een ruit.
a Zet de letters A tot en met D bij de hoekpunten.
b Teken de diagonalen van de ruit en zet S bij het snijpunt van de diagonalen.
c Welke lijnstukken zijn de diagonalen?
d Zijn de diagonalen even lang?
e Staan de diagonalen loodrecht op elkaar?
33 A en B zijn hoekpunten van vierkant ABCD.
a Teken vierkant ABCD.
b AC en BD zijn de diagonalen van het vierkant. Ga na dat ze even lang zijn
en dat ze loodrecht op elkaar staan.
c P, Q en R zijn hoekpunten van ruit PQRS.
Teken ruit PQRS.
d Ga na dat ook in deze ruit de diagonalen loodrecht op elkaar staan.
34 Teken een vlieger met diagonalen die allebei 4 cm lang zijn.
Je vlieger mag geen ruit worden!
Hebben jullie allemaal dezelfde vlieger?