OPGAVEN §3 Cirkel
Bij dit onderdeel zijn er in totaal 8 opgaven
21 Cirkel
Bekijk de cirkel hiernaast. De cirkel is getekend op roosterpapier met
hokjes van 1 bij 1 cm.
a Welk punt is middelpunt van de cirkel?
b Hoe groot is de straal van de cirkel?
c Hoe groot is de diameter van de cirkel?
22 Voorbeeld 1
Bekijk de figuur hiernaast.
De figuur bestaat uit allemaal even grote cirkels.
Teken de figuur na in je schrift
Neem voor alle cirkels een diameter van 3 cm.
23 Voorbeeld 2
Bekijk het kaartje in je werkboek. Elke cm is in werkelijkheid 1 km.
Tom woont bij T. Marije woont bij M.
a Teken een cirkel met straal 2 km en middelpunt T.
b Woont Marije meer of minder dan 2 km van Tom?
24 Kernopgave
Teken een punt M. Teken daarna de cirkel met straal 2,5 cm en middelpunt M.
Maak van je cirkel een smiley! De lach wordt een halve cirkel met diameter 3 cm.
25 Op een grasveld van 5 m bij 4 m staat in S en sproeier.
Deze sproeier besproeit een gebied in de vorm van een cirkel met een straal van 2 m.
a Teken op het grasveld het gebied dat wordt besproeid.
b Wordt het hele grasveld nat?
c Hoeveel keer moet je sproeien als het hele grasveld moet
worden besproeid?
26 Je kunt ook een sproeier kopen zodat in één keer sproeien het hele grasveld wordt bestreken.
Welke straal moet die sproeier minstens kunnen besproeien?
27 Teken deze figuur die uit (delen van) cirkels bestaat in je schrift na.
Je kunt eerst het filmpje bekijken waarin wordt uitgelegd hoe je een mandala tekent: (6:45)
28 Gebruik een kaart van jullie school met de directe omgeving, bijvoorbeeld via
maps.google.nl en dan printen, of de kaart in je werkboek
a Maak op de kaart cirkels met de school als middelpunt en straal 1 km, 2 km, enzovoorts.
b Geef de woonplaats van minstens 10 klasgenoten op de kaart aan.
c Wie woont het dichtst bij school? Wie woont het verst van school?
d Wie heeft de kortste route naar school? Wie de langste?
e Wie heeft de kortste reistijd naar school? Wie de langste?