Als je een verhaal leest, is er altijd iemand die het verhaal vertelt. Dit is niet de schrijver, de schrijver schrijft het verhaal, maar hij vertelt het niet zelf. Dit kan één van de hoofdpersonen zijn, maar misschien kom je er ook wel niet achter wie er vertelt. Het gezichtspunt van de verteller heet het perspectief.
Zo kan je in het hoofd van de hoofdpersoon zitten: je leest zijn gedachten en je leest alles wat hij zegt, maar je weet niet wat de andere personen denken. Dat heet het ik- perspectief
Het kan ook dat je alles weet. Er wordt dan beschreven wat er gebeurt. Je leest wat mensen bij gebeurtenissen denken en zeggen, maar tegelijkertijd weet je meer dan de hoofdpersoon. Dan is er een alwetende verteller.
Als derde kan het ook zijn dat je één persoon volgt, maar dat het verhaal niet vanuit die persoon verteld wordt. Je weet niet zoveel als bij de alwetende verteller, maar je kunt ook uit het hoofd van de hoofdpersoon komen. Dit is met een moeilijk woord het personaal perspectief.
Als laatste hebben sommige boeken een wisselend perspectief. Elk hoofdstuk wordt dan door iemand anders verteld (of om het hoofdstuk door iemand anders)
Je noemt het perspectief
Je legt uit waarom je denk dat dit perspectief gebruikt wordt
Geef een voorbeeld uit het boek waar je duidelijk kunt zien dat het om dit perspectief gaat.