H14 Huid

Huidmiddelen hebben een lange geschiedenis. Veel medicamenten zijn op basis van ervaring ontstaan. De laatste jaren is er meer bekend geworden over de werkzaamheid en de toepassing, waardoor er binnen de groep van huidmiddelen veel veranderd is.

De basis waarin het geneesmiddel wordt verwerkt (vloeistof, creme of zalf), blijkt belangrijk te zijn voor de werking ervan. Sommige huidaandoeningen kunnen alleen met een basiscreme of zalf behandeld te worden, zonder dat daarin geneesmiddelen zijn verwerkt. De eigenschappen van de basis zijn dan belangrijk, zoals het afdekken van de huid, of juist vochtopnemende eigenschappen. Ook bepaalt de basis of het geneesmiddel wel of niet in de huid wordt opgenomen.

Leerdoelen:

Aan het einde van dit hoofstuk kun je uitleggen:

 

Anatomie van de huid:

Bestudeer de tekst in H1.6 en H5 van het boek Anatomie&Fysiologie (inloggen via je BSL account) en vul het onderstaande figuur aan met de juiste termen.

Maak verder de toets via "mijn BSL" e-learning - zoeken op: anatomie en fysiologie huid > e-learning https://mijn.bsl.nl/
 
 
 
 

Plaatje huid

Toedieningvormen:

Welke toedieningsvorm op de huid wordt gebruikt, is afhankelijk van het doel waarvoor het middel is voorgeschreven. Voor een droge huid gebruik je een andere toedieningsvorm dan voor een nattende huidaandoening. Bovendien bepaalt de toedieiningsvorm ook de mate van opname van het geneesmiddel door de huid.

Zie het in het volgende bestand een handig schema van de basispreparaten; hun toepassing en effect bij de verschillende toestanden van de huid en huidtypen.

Schema basispreparaten

Hoe dik de crème of zalf aangebracht moet worden, hangt af van de verlangde werking. Wanneer in het preparaat een geneesmiddel is verwerkt dat de huid moet binnendringen (bijvoorbeeld een corticosteroïd of antischimmelmiddel), is een- tot tweemaal daags dun aanbrengen voldoende. Dik insmeren is in zo’n geval alleen verspilling. Is juist een afdekkende of verkoelende werking gewenst, dan zo dik insmeren als ‘een dikbesmeerde boterham’. De patiënt kan deze middelen meestal gebruiken zo lang hij dat prettig vindt of als de arts heeft voorgeschreven. Een handig hulpmiddel bij het smeren van een crème of een zalf is de finger tip unit. Deze vingertopeenheid of FTU is een hoeveelheid die overeenkomt met een streepje crème of zalf dat net zo lang is als het vingertopje van een volwassenen. Eén zo’n FTU is ongeveer 0,5 gram crème of zalf. Om een lichaamsdeel in te smeren heb je één of meer FTU’s nodig. Door het juiste aantal FTU’s te smeren, wordt onder- en overdosering voorkomen. In onderstaande tabel vind je een handig overzicht hoeveel crème of zalf gesmeerd moet worden.

 

Aantal FTU per keer op een lichaamsdeel, aangegeven per leeftijdscategorie

 

 

 

 

 

 

Aantal FTU's - document KNMP

 

 

 

Handige links:

www.huidinfo.nl
www.huidconsult.nl