Les 3 – Tekst- en opdrachtenblad
Tweetallen
(munt geslagen 1929-1940– rijksdaalder/ f. 2,50 – afbeelding koningin Wilhelmina)
Nederland kende in deze tijd een verzuilde samenleving. De maatschappij was opgedeeld in groepen die volgens eigen regels en overtuigingen leefden. Wat dit betekent lees je hieronder:
In de 19e eeuw ontstond er een strijd tussen de confessionelen (christelijk) en de liberale overheid; de schoolstrijd. De strijd ging over de subsidiering van openbare en christelijke scholen. Hierdoor ontstond een emancipatiebeweging van de protestanten, de katholieken en later de arbeiders. Dit zorgde ervoor dat het hele land verzuild raakte. Ook de uitbreiding van het kiesrecht hielp mee aan een verdere verzuiling. In de tweede helft van de 19e eeuw was de liberale burgerij namelijk aan de macht, terwijl ze niet de meerderheid van de bevolking was. Door de uitbreiding van het kiesrecht hadden andere partijen ook inbreng in de Nederlandse samenleving.
De verzuiling had grote invloed op het dagelijks leven in Nederland. De maatschappij was opgedeeld op grond van geloofsovertuiging en/of opvattingen.
Er waren vier hoofdzuilen:
Er waren strikte scheidingen tussen de verschillende zuilen op het gebied van sport, media, gezondheidszorg, politiek, jeugdbeweging en onderwijs. Zo ging iemand van de katholieke zuil sporten bij een katholieke sportvereniging, zat hij op een katholieke school, las hij meestal De katholieke Volkskrant of De Tijd en luisterde hij naar programma’s van de KRO (Katholieke Radio Omroep) Men kwam nauwelijks in contact met mensen van andere zuilen. Maar er was ook sprake van samenwerking en overleg, vooral binnen de politiek.
(Bron: http://educatie-en-school.infonu.nl/diversen/4572-verzuiling-en-ontzuiling-in-nederland.html)
Na de communistische omwenteling in Rusland in 1917 en de opkomst van het fascisme in de jaren twintig ontstonden in ons land ook bewegingen die eigenlijk niet binnen deze verzuilingstructuur pasten. Zij zetten zich af tegen de bestaande situatie en wilden grote veranderingen. Nederland kende ten tijd van de crisis al jaren een communistische partij. Begin jaren dertig werd de NSB opgericht, een partij gebaseerd op het fascistische gedachtegoed. Deze beweging wist halverwege de jaren dertig een behoorlijke aanhang te verkrijgen, maar na een paar jaar verminderde de belangstelling. Beide partijen hadden gaven een eigen krant uit. Hoewel de NSB in haar propaganda wel een toon zette, was noch haar invloed of dat van de communisten op de politiek groot te noemen. De verzuilde groeperingen in ons land hadden een sterke eigen identiteit en vormden alle op zich een bastion op invloeden of bedreigingen van buitenaf. Na de Tweede Wereldoorlog was de verzuiling minstens zo sterk. Met de toename van ontkerkelijking zou dit veranderen. Vanaf de jaren ’60 begon de verzuiling geleidelijk te verdwijnen. In onze tijd is het bijna niet meer herkenbaar.
Het Nederlandse koningshuis in de persoon van koningin Wilhelmina was de samenbindende factor van die verzuilde en verdeelde maatschappij in deze jaren. Het grootste deel van de bevolking was oranje-gezind. De vorstin stond feitelijk boven alle partijen en verschillen en zo werd ze ook door velen gezien. In die rol was zij de verpersoonlijking van de nationale identiteit van ons land.
Opdracht:
Via de elo heb je een PP-format gekregen. Open deze. Op dit blad staan in een willekeurige volgorde allerlei omschrijvingen die passen bij een bepaalde zuil. Gebruik de omschrijvingen om de gevraagde informatie in de juiste vakken te plaatsen. Je mag met elkaar overleggen.
De rooms-katholieken hadden eeuwenlang in ons land een minderwaardige positie vergeleken met de protestanten. Aan het einde van de 19e eeuw emancipeerde dit met name zuidelijkse volksdeel zich. Het bouwde haar kerken en richtte overal katholieke lagere scholen op. In de jaren dertig was ze in haar eigen zuil effectief georganiseerd. De RKSP onder leiding van Piet Aalberse maakte deel uit van de regering. De zuil had een eigen katholieke arbeidersjeugd beweging (KAJ). De katholieke luisteraars stemden af op hun eigen radio-omroep (KRO) en lazen ‘hun’ Volkskrant of De Tijd. In Nijmegen had ze een eigen universiteit. Katholieke arbeiders waren lid van het in 1925 opgerichte Rooms Katholieke Werkliedenverbond. |
De bewustwording en strijd om meer rechten van de arbeiders in ons land had de socialistische zuil gevormd. Van oorsprong had de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij revolutionaire ideeën. Toen in de dertiger jaren Johan Willem Albarda als partijleider aantrad, zocht de partij meer toenadering met de andere partijen. Bijna een kwart van de kiezers stemden op de SDAP. De VARA was hun populaire radio-omroep. De arbeiders waren verenigd in de grootste vakcentrale van het land, het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV, het huidige FNV). Men las vooral het nieuwsblad ‘Het Volk’. Het AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) speelde een actieve rol in de opvoeding en ontwikkeling van de jeugd, die uiteraard het openbaar onderwijs volgde en voor wie het mogelijk was, studeerde aan een openbare universiteit. |
De protestanten kenden in deze tijd twee politieke partijen. De Christelijk Historische Unie, onder leiding van Dirk Jan de Geer, die bij de uitbraak van de oorlog zelfs nog voor een korte tijd minister-president zou zijn. Gedurende de crisisjaren was het de grotere Anti Revolutionaire Partij (ARP), die meerdere keren in de persoon van Hendrikus Colijn de minister-president leverde. Modern christelijken stemden het liefst af op de VPRO, terwijl het grootste deel van christelijke bevolking luisterde naar uitzendiingen van de NCRV. Men las De Standaard of de eigen regionaal, christelijke krant (zoals het Friesch Dagblad). De kinderen bezochten één van de honderden ‘scholen met den Bijbel’. Vaak waren zij ook lid van het NJV (Ned. Jongelings Verbond) De christelijke student studeerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Christelijke arbeiders waren lid van het CNV. |
De liberale Staatspartij of Vrijheidsbond was de belangrijkste politieke partij van een liberale signatuur. (Na de oorlog zou de VVD worden opgericht). Gedurende de crisisjaren was hun politieke invloed niet erg groot. Ze maakten als betrekkelijk kleine partij deel uit van verschillende kabinetten onder Colijn. De liberalen waren veel minder verzuild dan de andere groeperingen, want dat paste immers niet zo goed met hun idee over de vrijheid van de burger. Vaak spreken we daarom van de algemene of neutrale zuil. Men was uiteraard een groot voorstander van openbaar onderwijs, toegankelijk voor allen. De liberale Algemene Vereniging Radio Omroep (AVRO) was niet religieus of politiek gebonden. Liberalen waren, gelet op de vele ‘liberale’ kranten, blijkbaar goed geïnformeerd. De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en Algemeen Handelsblad en De Courant/Nieuws van den Dag waren populaire kranten. |
Over het verdeelde en verzuilde Nederland / Verdieping
Presentatie