7.2 De Jodenvervolging

Nederland was in 1940 al een eeuw lang een neutraal land, een land dat geen partij koos als er oorlog was. In 1940 schond Hitler de neutraliteit van Nederland. Dat was het gevolg van het aanvalsplan van Hitler tegen Frankrijk. Op 10 mei 1940 trokken Duitse troepen de Nederlandse grens over. Binnen 5 dagen was Nederland veroverd en had het 5 lange bezettingsjaren voor de boeg. Veel Nederlanders hadden het zwaar te verduren tijdens de Duitse bezetting. Voor de Joodse Nederlanders was de Duitse bezetting een ramp. Van de 140.000 Joden in Nederland werden er ruim 100.000 vermoord in vernietigingskampen.

Fase 1: Gematigde fase Duitse bezetting.
10 mei 1940 - februari 1941

Na vijf oorlogsdagen in mei 1940 waren de oorlogshandelingen in Nederland voorbij. Een klein deel van het Duitse leger bezette Nederland. Het Nederlandse volk werd door Hitler gezien als een 'Brudervolk', sterk verwant aan het Duitse volk.
Daarom kreeg het land in plaats van een militair bestuur een burgerlijk bestuur onder leiding van de Oostenrijkse SS'er Seyss Inquart.
Doel was om steun te winnen van het Nederlandse volk voor de nationaalsocialistische zaak. Propaganda was daarbij een belangrijk middel.

Fase 2: Duitse repressie, opkomst verzet en dwangarbeid
Februari 1941 - najaar 1944

Al aan het eind van het jaar 1940 lieten de Duitse machthebbers hun gematigde houding varen. De meerderheid van het Nederlandse volk liep niet warm voor de nationaal-socialistische zaak. De dwang en beperkingen namen toe en anti-Joodse maatregelen volgden elkaar snel op.
Politieke partijen behalve de NSB werden verboden, burgemeesters, de leiding van vakbonden, scholen en omroeporganisaties maakten gedwongen plaats voor nationaal-socialisten of NSB'ers. De verhouding tussen de Duitse bezetters en de bevolking verslechterde. Nederland stond vanaf 1941 steeds meer in dienst van de oorlogvoering van Duitsland.

Fase 3: Ontregeling en hongersnood
najaar 1944 - mei 1945

Na de invasie van geallieerde troepen in Normandië op 6 juni 1944 (D-day) was de bevrijding van Nederland nabij. De zuidelijke provincies onder de grote rivieren werden in september 1944 bevrijd. Boven de grote rivieren kwamen de zwaarste maanden uit de oorlog. Veel mannen werden in het najaar van 1944 bij razzia's opgepakt en naar Duitsland gedeporteerd om als dwangarbeider te werken. Het transportsysteem dat in de winter van 1944 door de Duitsers volledig stil was gelegd, zorgde voor een dramatisch gebrek aan voedsel in het westen van het land.
Zo'n 20.000 mensen in de grote steden vonden de hongerdood in deze hongerwinter. De maatschappij was in de laatste winter van de oorlog totaal ontregeld. De in het nauw gedreven Duitsers reageerden op vergrijpen en verzetsdaden met veel geweld en represailles. Uiteindelijk was Nederland op 5 mei 1945 in zijn geheel bevrijd.

Jodenvervolging
Het persoonsbewijs was een identiteitskaart die alle Nederlanders verplicht bij zich moesten hebben. Deze kaart bleek van belangrijke betekenis bij de jodenvervolging.

Vanaf het begin van de bezetting hadden joden het zwaar te verduren. Ze werden ontslagen uit beroepen in de ambtenarij, onderwijs en overheid, mochten niet reizen, geen openbare plaatsen zoals bioscopen en parken bezoeken en werden gedwongen geïsoleerd in getto's te leven. In mei 1942 werd de Jodenster ingevoerd, die door joden verplicht op de kleding moest worden gedragen.

In de zomer van 1942 werden de eerste Joden naar doorvoerkamp Westerbork gebracht, voorportaal van de inmiddels rap gebouwde vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Het merendeel van de Nederlandse joden, ruim honderdduizend, werd op die manier vermoord.