Dit zijn de leerdoelen van de module Stijlmiddelen:
Beeldspraak
Ik kan:
omschrijven wat beeldspraak is.
beeldspraak gebruikt als vergelijking herkennen (vergelijking, metafoor en personificatie).
beeldspraak gebruikt zonder vergelijking herkennen (metonymia, synesthesie, allegorie).
Stijlfiguren
Ik kan:
omschrijven met welk doel je een stijlfiguur gebruikt.
de volgende stijlfiguren en het gebruik ervan herkennen: eufemisme, understatement, ironie, hyperbool, herhaling, tautologie, pleonasme, antithese, paradox, retorische vraag, oxymoron, litotes, prolepsis en enumeratie.
Taalgebruik
Ik kan:
aangeven wat ik kan doen om mijn tekst goed leesbaar te maken;
een woordspeling herkennen en gebruiken;
een alliteratie herkennen en gebruiken;
omschrijven waarom men jargon, archaïsch taalgebruik, dure woorden en barbarismen vaak beter kan vermijden.