In deze module heb je geleerd hoe je een tekst aantrekkelijker kunt maken door het gebruik van beeldspraak of stijlfiguren. In je taalgebruik kun je woordspelingen verwerken of synoniemen voor moeilijke woorden.
In deze eindopdracht ga je zelf aan de slag met het bedenken van beeldspraken.
Je kunt deze verwerken in een gedicht of in een tekst, niet groter dan een half A4'tje.
Maak ook gebruik van een of meerdere stijlfiguren.
Bepaal zelf het onderwerp van je gedicht of tekst. Hoe je dit kunt aanpakken, lees je in de Gereedschapskist.
Bekijk hier een paar voorbeelden:
|
TIPS
Lees je tekst of gedicht nog eens goed door. Het helpt als je het gedicht of de tekst nog even hardop voorleest voor jezelf. Heb je voldoende beeldspraak, stijlmiddelen en/of woordspelingen gebruikt?
Let ook op taalfouten!
Laat je tekst of gedicht lezen aan een klasgenoot. Kijk of hij of zij jouw woordspelingen, beeldspraak of andere gebruikte stijlfiguren herkent. Bekijk ook de tekst van je klasgenoot.
Bespreek samen wat jullie van de gebruikte beeldspraak en stijlfiguren vinden. Passen ze in deze tekst? Versterken of verzwakken ze de bedoeling van je tekst?
Laat jullie tekst of gedicht ook beoordelen door de docent. Hij zal kijken of jullie beeldspraak en stijlfiguren goed hebben toegepast.
|
Gedicht makenEen gedicht wordt vaak gebruikt om een mening over een onderwerp over te brengen. Dit kan op verschillende manieren en de zinnen hoeven niet altijd precies te rijmen. Een gedicht kun je presenteren op een poster, maar bijvoorbeeld ook op een ansichtkaart. |
|