Eindopdracht

Je gaat je nu voorbereiden op een debat over twee stellingen. Dat kunnen de stellingen hieronder zijn, maar het kan ook zijn dat je de stellingen van je docent krijgt.

Stelling 1

Iedereen zou vegetariƫr moeten worden.

Stelling 2

In grote steden moet openbaar vervoer gratis zijn.

Bedenk bij beide stellingen samen met een klasgenoot zoveel mogelijk argumenten voor en tegen bij iedere stelling. Probeer bij elkaars argumenten tegenargumenten te bedenken.
Gebruik eventueel een schema als hieronder.

Jij

Klasgenoot

Conclusie:

Voor:

 

Tegenargument:

 

Voor / tegen, want:

 

 

 

Tegen:

 

Tegenargument:

 

 

Klasgenoot

Jij

Conclusie:

Voor:

 

Tegenargument:

 

Voor / tegen, want:

 

 

 

Tegen:

 

Tegenargument:

 

 

Lees het item 'Debat voeren' in de Gereedschapskist.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Ga met een ander tweetal leerlingen in debat.
Geef elkaar commentaar op de inhoud. Let ook op elkaars houding.

Evalueer samen het debat.

Beoordeling

Misschien dat je docent tijdens het debat meekijkt en het debat beoordeelt.
Bij de beoordeling van het debat let hij/zij dan op het volgende:

Succes!