Dilemma

Logo rijksoverheid

 

Volgens Hausman en Welch (2010) is nudging alleen maar beïnvloedend in de zin dat het mensen aanspoort om goede keuzes voor zichzelf te maken. Dit gebeurt door gebruik te maken van de irrationaliteit van het menselijk brein. Bovendien neemt het veel klassieke bezwaren van overheidsbemoeienis weg: zo betreft het geen dwang, en wordt er niets verboden.

Het gebruik van nudges door overheden krijgt ondanks dit nog steeds veel kritiek te verduren. Volgens Bezemer en Oostra (2014) komt deze kritiek neer op een angst voor het verliezen van vrijheid. Bij nudging wordt het gedrag van de burger immers gestuurd in een richting die door de overheid als 'goed' wordt gezien. Maar waarom bepaalt de overheid eigenlijk wat 'goed' is?

Heeft de burger geen recht om haar eigen keuzes te maken "of deze nou dom zijn of niet?" (Bezemer en Oostra, 2014). Het hoeft namelijk niet per definitie zo te zijn dat de overheid het bij het rechte eind heeft. Overheden maken immers ook fouten; zo bleken verschillende nudges van de overheid van het Verenigd Koninkrijk op een onwenselijke manier te zijn uitgevoerd (Sonnemans, 2014). Daarbovenop komt nog dat de maatschappij de visie van de overheid over wat 'goed is' niet per se hoeft te delen (Bezemer en Oostra, 2014).


Voorstanders van het gebruik van nudges door overheden weerleggen deze kritiek met een aantal tegenargumenten. Ten eerste is een groot deel van de kritiek niet specifiek aan nudging, maar aan overheidsbemoeienis in het algemeen. Een boete, of een wettelijke verplichting, is immers ook een beperking van de keuzevrijheid. Daarnaast is nudging in essentie helemaal geen beperking van de vrijheid. Een goede nudge beïnvloedt immers alleen de context van de keuze, en niet de keuze zelf (Sunstein en Thaler, 2008). Een ander bekend argument voor nudging is dat er geen neutrale manier is om iets in te richten. Ook als de rector uit het voorbeeld de groenten achterin de winkel zou plaatsen is dit namelijk een vorm van nudging (Sunstein en Thaler, 2008; Sonnemans, 2014).

Om de kritiek op nudging te beperken hebben verschillende instanties in Nederland zich hierover uitgelaten (Bezemer en Oostra, 2014). Als aanvulling op de bescherming van keuzevrijheid dragen zij aan dat nudges "gericht moeten zijn op doelen die op grote instemming van de samenleving kunnen rekenen, zoals gezondheid of duurzaamheid. Bij voorkeur krijgt de consument geen schuld- of schaamtegevoel aangepraat. En hij moet weten dat hij gestuurd wordt" (Bezmer en Oostra, 2014). Met name dit laatste punt gaat in op een kritisch onderbuik gevoel dat bij tegenstanders van nudging bestaat. Nudging voelt manipulatief, maar wellicht in mindere mate wanneer overheidsinstanties er transparant mee om gaan.


Wat vind jij? Is nudging een veelbelovende manier om maatschappelijke problemen aan te pakken?

 

Bezemer, M.,  Oostra, L. (2014, 18 december). Duwtjes in de goede richting. Trouw. Geraadpleegd op 30 december 2016 van http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3818747/2014/12/28/Duwtjes-in-de-goede-richting.dhtml

Hausman, D. M., & Welch, B. (2010). Debate: To nudge or not to nudge. Journal of Political Philosophy, 18(1), 123-136.

Sonnemans, J. (2014). Behavioural Economics: lecture notes [PDF document]. Retrieved from Blackboard, December 2014.

Thaler, R. H., & Sunstein, C. R. (2008). Nudge: Improving decisions about health, wealth, and happiness. Yale University Press.