Sommige gedragskenmerken zijn zeer sterk cultureel bepaald. Zo ook de mate van zelfvertrouwen die mensen bezitten. Zo hebben Europese studenten over het algemeen meer zelfvertrouwen dan Aziatische studenten, maar hebben studenten uit de VS weer meer zelfvertrouwen dan studenten uit Europa (Sonnemans, 2014).
Zelfvertrouwen heeft belangrijke implicaties voor economisch gedrag. Het heeft immers een sterke invloed op risicovol gedrag, wat met name bij beleggingen een belangrijke rol speelt. Met name wanneer het gaat om overconfidence; té veel zelfvertrouwen, kunnen de implicaties groot zijn. Zo kunnen zeer risicovolle beleggingen de stabiliteit van banken of andere financiële instellingen beschadigen.
In het ergste geval kan het zelfs zorgen voor een faillisement en de bijbehorende economische consequenties.
Dergelijke overdaad aan zelfvertrouwen is, zoals je in de klas hebt kunnen zien, simpel te testen. Deze metingen zijn afgeleid van een interessant onderzoek van Svenson (1981). In dit onderzoek gaf 80% van automobilisten aan bij de 30% beste bestuurders te horen: overconfidence.
Een overdaad aan zelfvertrouwen heeft nog veel meer implicaties. Het kan bijvoorbeeld verklaring geven aan het grote aantal faillisementen onder nieuwe ondernemers. Men is over het algemeen bewust van de risico's omtrent het hebben van een eigen onderneming, maar schat zijn of haar eigen kansen hoger in dan die van iemand anders.
Ook consumentengedrag wordt beïnvloed door zelfvertrouwen. Zo lieten Della-Vigna en Malmendier (2005) zien dat mensen die vaak abonnementen nemen op een sportschool niet per definitie ook vaak naar de sportsschool gaan. Een verklaring werd gevonden in overconfidence; het is immers een stuk makkelijker om te zeggen dat je naar de sportsschool zal gaan, dan om daadwerkelijk te gaan.