Intro

Je bent in de opdracht Herhaling zinsdelen al aan de slag geweest met zinsdelen.
In die opdracht heb je geoefend: onderwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde en bijwoordelijke bepaling.

In deze opdracht leer je nog drie zinsdelen kennen: meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en werkwoordelijke uitdrukking. 

Bekijk de video over het voorzetselvoorwerp.
Kun je zelf ook drie voorbeelden bedenken van voorzetselvoorwerpen?