Deze opdracht sluit je af door samen met een klasgenoot een toets te ontwerpen voor medeleerlingen. De toets bestaat uit acht zinnen. Iemand die de toets maakt, moet de volgende onderdelen kunnen benoemen:
Zorg dat er in de zinnen die jullie maken ruimte is om achter ieder zinsdeel de juiste afkorting te noteren.
Maak wat langere zinnen of gebruik zinsdelen meerdere malen om het wat moeilijker te maken.
Zet de zinnen in een (Google-)document. Zet de antwoorden in een ander (Google-)document. Sla beide documenten op.
Voorbeeldzin: Deze oefening (……) maak (……) ik (……) met mijn klasgenoot (……). Antwoordzin: Deze oefening (lv) maak (wg) ik (o) met mijn klasgenoot (bwb). |
Neem de toets af bij twee klasgenoten.
Als ze klaar zijn, kijken jullie de toets na met behulp van het antwoorddocument en geven jullie je klasgenoten een cijfer.
Natuurlijk maken jullie de toets die door het andere tweetal is ontworpen en krijgen jullie van hen een cijfer.
Jullie laten de toetsdocument en het antwoordmodel beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let de docent op de volgende punten:
Inhoud:
Vormgeving:
Taalfouten: