Deze opdracht sluit je af met het maken van zinnen met vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden en een verwijswoord naar die woorden. Het is de bedoeling dat je klasgenoot het juiste verwijswoord invult in de zinnen die jij gemaakt hebt.
Je laat een klasgenoot de oefening met 30 zinnen maken. Uiteraard maak jij oefening die je klasgenoot voor jou heeft voorbereid.
Daarna bespreken jullie elkaars antwoorden.
Hebben jullie nog moeite met het invullen van het juiste verwijswoord? Lees de Kennisbanken dan nog even door.
TIP! Een ander idee is om een kleine tekst zelf te maken, waarin je bewust slordig taalgebruik toepast. Het is dan de bedoeling dat je klasgenoot de foutief gebruikte verwijswoorden opspoort en ze markeert. Zo'n tekst is ongeveer een half A4'tje lang.
Overleg eventueel met je docent welke test de voorkeur heeft.
Jullie docent zal jullie zinnen beoordelen. Hij of zij let daarbij op: