Zoek op internet of in de krant een artikel dat over Europa gaat.
Zoek daarin acht zinnen met telkens maar één persoonsvorm.
Je kunt ook zelf acht zinnen bedenken die over het onderwerp Europa gaan.
Het mag géén vorm van het werkwoord 'zullen' zijn.
Kopieer en plak de zinnen in een (Google-)tekstdocument.
Zorg dat je zelf weet in welke tijd de zin staat.
Print het document uit en geef het aan een klasgenoot.
Hij of zij geeft per zin aan in welke tijd de zin staat.
Gebruik de afkortingen: ott, ovt, vtt en vvt.
Jij doet hetzelfde in het tekstdocument van je klasgenoot.
Kijk elkaars werk na.
Zijn jullie het bij alle zinnen met elkaar eens?
Overleg met je docent als je er niet uitkomt.