T.T. Ik-vorm

De ik-vorm

 

Hoe schrijf je de ik-vorm van een werkwoord?

In de meeste gevallen schrijf je het hele werkwoord minus -en:

bijvoorbeeld: werken    ik werk

                     trouwen   ik trouw

Dit gaat niet altijd op. Kijk maar.

bijvoorbeeld: slapen  ik slap, klopt niet. Zorg ervoor dat je een toevoegt. Dus: ik slaap. (Let op: lopen, maken, slepen, etc.)

                     rennen  ik renn, klopt niet. Zorg ervoor dat je een weglaat. Dus: ik ren.     (Let op: kennen, spannen, etc.)

 

Je schrijft de ik-vorm als 'ik' het onderwerp van de zin is. Kijk zo:

Ik verbind zijn knie met verband.

Ik zeg dat ik dat niet wil!

Ik breng 's ochtends bij alle cliënten koffie langs.

 

Je schrijft ook de ik-vorm als 'je' achter de persoonsvorm staat. Je moet dan wel van 'je' 'jij' kunnen maken. 

Voorbeeld: Kleed jij je om voor het schoolfeest?       (jij = je in deze zin, daarom schrijf je de ik-vorm)

                  Verbind je de patiënt dagelijks?               (jij = je in deze zin, daarom schrijf je de ik-vorm)

Voorbeeld:Loopt je opa iedere dag nog 3 kilometer?   (jij = niet je in deze zin, daarom schrijf je niet de ik-vorm)