Stap 4

Import of export
Lees de volgende zinnen.
Geef per zin aan of er sprake is van import of van export.

  1. Een Nederlandse supermarktketen koopt sinaasappelen in Spanje.
  2. Een Nederlandse tuinder verkoopt drie ton tomaten aan een Duits bedrijf dat tomatenketchup maakt.
  3. Een Engelse toerist slaapt in een Amsterdams hotel.
  4. Een Nederlands bouwbedrijf krijgt een opdracht om een brug te bouwen in het Midden-Oosten
  5. Je gaat met je famillie een weekje skiƫn in Zwitserland
Controleer je antwoorden.