Lucas heeft na nauwkeurig onderzoek een evangelie en het boek Handelingen geschreven. Hij heeft dat gedaan voor Theofilus. Lucas was een wetenschapper, vandaar het nauwkeurig onderzoek, hij was namelijk arts. In Kolossenzen 4,14 zegt Paulus: ‘Ook Lucas, onze geliefde arts, en Demas groeten u’. Verder weten we van Lucas dat hij een mede reisgenoot was van Paulus. Zijn evangelie werd gelezen in de gemeenten waar Paulus het evangelie heeft verkondigd, bijvoorbeeld Efeze, Corinthe, Kolosse etc.
Verder zegt Paulus in 2 Tim 4,11: ‘Alleen Lucas is bij me gebleven’. Ook in het boek Handelingen van Lucas spreekt Lucas in sommige gedeelten vanuit de wij vorm. ‘We gingen in Troas aan boord van een schip en zetten rechtstreeks koers naar Samotrake’ (Hand. 16,10). Uit deze teksten kunnen we de conclusie trekken dat Lucas, arts was en medereisgenoot van Paulus.
Lucas heeft zijn evangelie geschreven voor Theofilus, die waarschijnlijk een belangrijk inwoner van Rome was. In Lucas 1 lezen we: ‘Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om een verslag te schrijven over de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken, en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden, leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent’ ( 1, 1-4).
In zijn tweede boek Handelingen schrijft hij: ‘In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was’ (1,1-3).
Als je het evangelie van Lucas leest, kun je het geschiedenisboek ernaast leggen. Lucas plaatst Jezus in de geschiedenis van dat grote Romeinse rijk, maar wel zo dat niet de Keizer maar God de geschiedenis bepaalt.
Alles verloopt volgens het plan van God. God in de hemel bepaalt de loop van de geschiedenis. Daarin worden grote Keizers ingeschakeld om bijvoorbeeld een volkstelling te houden. Maar ook dat Pontius Pilatus en koning Herodes worden ingeschakeld om Jezus onschuldig te laten kruisigen. Zo zeggen ook de engelen tegen de vrouwen bij het graf: ’de
Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan’ (24,7).
1. De herders, zij verkondigen als eerste de geboorte van Jezus ( 2, 8- 20). De herders waren in die tijd
‘onbetrouwbare’ getuigen. In de rechtszaal mochten ze niet getuigen. God liet juist hen als eerste getuigen optreden in de stal van Betlehem. Zo waren ook de vrouwen, ook minder in tel bij de mannen, de eerste getuigen van Jezus opstanding.
2. De armen, ‘Hij (Jezus) richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God’ ( 6,20).
3. De zondaren, ‘ De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was’ (19,10). Lucas is ook de enige evangelist die het verhaal van de zondares die Jezus komt zalven vermeld. Ook het verhaal van Zacheüs lees je alleen in zijn evangelie. In het verhaal van Zacheüs komen twee voor Lucas kenmerkende lijnen samen. In de eerste plaats de vergevende liefde voor de zondaar en ten tweede het juiste gebruik van rijkdom (zie hiervoor b.).
De bijzondere nadruk van Lucas op de vergeving hangt samen met de volgende factoren: De eerste factor is het verband tussen de vergeving en de geschiedenis. Lucas kan de geschiedenis positief waarderen, als de tijd waarin de boodschap van de redding van God tot deze wereld komt. Vanuit de vergevende liefde van God. Zo is Jezus werkzaam in de geschiedenis. In deze geschiedenis staat ook het kruis van Christus. De tweede factor is de relatie tussen Paulus en Lucas. De nadruk op de vergeving en de rechtvaardiging van de zondaar. Dat lees je dus in het evangelie van Lucas en in de brieven van Paulus.
4. De samaritanen, de Joden en Samaritanen waren twee verschillende bevolkingsgroepen die samen leefden in Israël, maar die weinig gemeenschappelijk hadden. De Samaritanen waren nog steeds boos over het feit dat de Joden in 129 voor Christus op de Gerizim hun heiligdom hadden vernietigd. Ook de Joden hadden een hekel aan de Samaritanen, omdat het geloof van de Samaritanen een mengvorm was van hun geloof (zie verder I.T). Voorbeeld van de haat van de Joden ten opzichte van de Samaritanen vind je in Lucas 9 waar staat: ‘Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden, wilden de dorpelingen hem niet ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: ‘Heer, wilt u dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?’ Maar hij draaide zich naar hen om en wees hen streng terecht. Ze gingen verder naar een ander dorp’ (9,51-56).
‘Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen hem tien mensen tegemoet die aan huidvraat leden; ze bleven op een afstand staan. Ze verhieven hun stem en
riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ Toen hij hen zag, zei hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Hij viel neer aan Jezus’ voeten om hem te danken. Het was een Samaritaan. Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling? Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’’ (17, 11 – 19).
Voor de Joden was hun genezing eigenlijk een verworven recht. Zij kwamen niet terug maar de Samaritaan wel, de Samaritaan wist: ‘alleen uit genade is mij dit gegeven’.
Lucas is de schrijver van het evangelie en van het Bijbelboek Handelingen. Deze twee boeken moet je ook als een eenheid zien. Hij heeft deze boeken dus geschreven voor de ‘heidenen’. In het evangelie wordt al uitgelegd dat Jezus ook gekomen voor de heidenen is. De basis wordt in het evangelie gelegd voor het zendingswerk waarover wij lezen in het boek Handelingen.
Zo zien we dat Lucas geen nieuw evangelie verkondigt maar geheel werkt vanuit de vervulling dat al geprofeteerd werd door Jesaja. Zo heeft Lucas zijn evangelie eigenlijk geschreven voor de christenen, die door de prediking van Paulus e.a. tot geloof zijn gekomen, zo laat ook Lucas in zijn evangelie zien dat God de ‘heidenen’ altijd al op het oog had.
Niet alleen voor zijn lezers in Griekenland, maar ook al tijdens het leven van Jezus in Israël. Jezus zegt: ‘Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de tijd van de
profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ (4, 24 – 27)
Zo heeft Lucas ons goed nieuws in de geschiedenis gebracht. Zo begint hij met Kerst en eindigt met de Hemelvaart van Jezus.
Met Kerst: ‘De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de Messias, de Heer’ (2,10 - 11).
Met Hemelvaart: ‘Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in de tempel waren en God loofden’ (24,52 - 53).