Johannes, de discipel die Jezus liefhad, heeft zijn evangelie geschreven vanuit Efeze. In Efeze is Johannes namelijk oudste geweest. Het is nooit zijn bedoeling geweest om een evangelie te schrijven. Juist de dwalingen die hardnekkig rondgingen motiveerde hem om toch zelf het één en ander op papier te zetten. In de eerste plaats de dwaling van het dualisme of gnostiek en in de tweede plaats het feit dat ze Jezus meer zagen als de zoon van de mens dan als de zoon van God.
De evangelist Johannes heeft een bijzondere invalshoek gekozen, omdat hij als laatste zijn boek publiceert en ervan uit kon gaan dat de andere evangeliën bekend waren bij zijn lezers. Hij heeft voor dit evangelie een selectie gemaakt, vooral om aan te tonen dat Jezus de Christus de Zoon van God is.
1. Beschrijving van Jezus optreden op aarde. Bij de synoptici is Jezus optreden gericht op Zijn toekomst en wat hier op aarde gaat gebeuren. Johannes schrijft meer vanuit het optreden van Jezus dat al heeft plaatsgevonden.
Johannes beschrijft maar zeven wonderen. Daarmee geeft hij een selectie die de volheid van de wonderen aangeeft. Johannes gebruikt alleen spectaculaire wonderen, zoals een chronische zieke patiënt die weer kan lopen en een blindgeboren jongen die weer zien kan. Hij noemt ook de opstanding van Lazarus uit de dood. Hij beschrijft geen uitdrijving van demonen.
Johannes biedt complete gespreksverslagen, die wij bij de synoptische evangeliën niet vinden. Bijvoorbeeld het gesprek met Nikodemus en met de Samaritaanse vrouw. In het evangelie van Johannes lees je weer geen gelijkenissen.
De andere evangeliën beginnen bij zijn menselijk bestaan (geboorte geschiedenis, doop in de Jordaan). Johannes begint in de hemel: In het begin was het Woord bij God.
Jezus is de Zoon van God
Jezus als Zoon van God is ook echt mens geweest
Voorwoord (proloog)
Het evangelie van Johannes, de proloog (Joh.1, 1-18) begint in de hemel. Jezus wordt daarin aangeduid als het Woord.
In het evangelie wordt Jezus ‘de zoon van God’ of ‘de Zoon genoemd. Daarin laat Johannes zien dat Jezus tijdens zijn leven hier op aarde vervuld was van de heerlijkheid van God.
Johannes geeft zesentwintig keer een uitspraak van Jezus met de welbekende ‘ik ben’ weer.
Daarin verwijst hij nadrukkelijk naar Exodus 3, waarin God zich bekend maakt als ‘ik ben die er zijn zal’. Zo laat God aan Mozes zien dat God er altijd is. Maar er zijn er zeven waarin hij de Ik ben uitspraak verbindt met een beeldspraak, zoals Ik ben de goede Herder.
Jezus verhoging en verheerlijking komt in het Johannes evangelie vier keer voor. Voor Johannes is typerend dat hij de kruisiging ziet als verhoging. Bij de andere evangeliën volgt de verhoging óp de kruisiging. Bij Johannes vallen de kruisiging en verhoging samen. Heel duidelijk wordt dat bij de vergelijking met de koperen slang: ’De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft’. (3,14)
‘Wanneer u de Mensenzoon hoog verheven hebt,’ ging Jezus verder, ‘dan zult u weten dat ik het ben, en dat ik niets uit mijzelf doe, maar over deze dingen spreek zoals de Vader het mij geleerd heeft.’ (8,23)
Deze verhoging is de kruisiging van Jezus. Zoals de koperen slang in de woestijn leven gaf aan de Israëlieten die naar hem in de hand van Mozes keken en niet naar de giftige slangen op de grond. Zo moeten wij ook, van ons af, naar de verhoogde Christus kijken.
De Joden vroegen: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen?’ (6, 30). Juist in de wonderen en tekenen kun je zien dat Jezus de Zoon van God is. Jezus kan alle natuurwetten naast zich neerleggen. Johannes laat door de zeven wonderen van Jezus zien, dat Jezus God is.
Om er achter te komen of Jezus ook echt mens is geweest, moet je letten op Jezus leven hier op aarde. Waarin duidelijk wordt dat Hij ook heel menselijk was. Hij was moe (4,6) en hij moest ook eten en drinken (4,7). Hij was ook verdrietig of blij. Hij had vrienden en bij het graf van zijn vriend Lazarus moest hij ook huilen (11,35). Hij is verdrietig over Israël omdat Hij dit volk ziet zonder herder. Hij is hierin precies hetzelfde als jullie. Wat geweldig dat Hij zijn optreden begint op een feest. Daar maakt hij van water wijn! Zo is het Woord (Zoon) vlees geworden (1,14).