4.4 Vergelijkingen oplossen

Voorbeelden van vergelijkingen

3a + 4 = 8

5x - 7 = 2x + 3

50 = 2 x aantal gewerkte uren

Bij een vergelijking hoort een oplossing. Deze kan je op 3 verschillende manieren bepalen:

1. Oplossen met behulp van een grafiek

2. Oplossen met inklemmen

3. Oplossen met de balansmethode 

 

Oplossen met grefieken

In het assenstelsel zie je twee grafieken.

Bij grafiek I hoort de formule: 
uitkomst = 3 x getal – 4

Bij grafiek II hoort de formule: 
uitkomst = -2 x getal + 6

de x-coordinaat van het snijpunt is de oplossing die hoort bij de vergelijking:

3 x getal - 4 = -2 x getal + 6

De oplossing is getal = 2.

3 x 2 - 4 = 2

-2 x 2 + 6 = 2

Dus dit klopt!

 

Oplossen met inklemmen

Instructievideo

 

Vergelijkingen oplossen met de balansmethode

In een vergelijking kunnen ook negatieve getallen voorkomen.
Dan is het lastig om aan een balans te denken.
Je kunt de vergelijking dan wel oplossen met de balansmethode.

Bekijk de vergelijking:

Controle: 4 × 6 – 3 = 21    en    2 × 6 + 9 = 21    Klopt! 

 

Instructievideo balansmethode

 

 

Opgaven

Welke formule hoort bij welke grafiek?

Grafiek I: y = 7
Grafiek II: y = 6 - x
Grafiek III: y = 0,5x
Grafiek IV: x = -2
Grafiek V: y = -1 

 

Schrijf bij iedere grafiek de formule op.