Basen: voorbeelden van berekeningen

De pH van een basische oplossing volgt uit de betrekking: pH + pOH = 14,00.
 
De pOH van oplossingen van sterke basen kunnen we eenvoudig berekenen uit de hoeveelheid opgeloste stof. Sterke basen reageren immers aflopend met water.
 
De pOH van oplossingen van zwakke basen wordt bepaald door twee factoren:
Zwakke basen reageren slechts gedeeltelijk met water.
De reactie is een evenwichtsreactie.
De berekening van de pOH moet via de evenwichtsvoorwaarde verlopen.
 
Omgekeerd kunnen we uit een gegeven pH of pOH de molariteit van de base berekenen.
 
Voor de berekening van de pH van oplossingen van meerwaardige basen (bijvoorbeeld CO32–) hoeft alleen de eerste H+-overdracht in rekening te worden gebracht. Hiermee maken we in het algemeen een verwaarloosbaar kleine fout.

 

pH na verdunning

Voor een oplossing van een eenwaardig sterke base (bijvoorbeeld een KOH-oplossing) geldt dat de [OH] gelijk is aan de molariteit van de oplossing. Bij verdunning tot n maal het oorspronkelijke volume, wordt de molariteit en dus ook de [OH] n maal zo klein.
 
De [OH] in een oplossing van een zwakke base wordt behalve door de molariteit ook door de sterkte van de base bepaald. Na verdunnen tot n maal het oorspronkelijke volume is wel de molariteit van de base n maal zo klein geworden, maar de [OH] niet.
De [OH] van de verdunde oplossing moeten we opnieuw met de Kb berekenen, omdat het base-evenwicht naar rechts verschuift.

Door de verdunning onstaan er meer OH-ionen, zodat de concentratie daarvan minder sterk daalt dan bij een sterke base het geval zou zijn.
 

Berekeningen

Maak een keuze uit het linkermenu onder: basen, voorbeelden van berekeningen'.