3.5. Constructie van vloeistoftanks deel 2

Schematische tekening van een opslagtank voor vloeistoffen:


Toevoerinrichting (1)

De toevoerinrichting kan zowel onder als boven in de tank zijn aangesloten. Bij een aantal producten moet de toevoer zodanig zijn dat luchtinslag niet mogelijk is. Bij bovenin toevoeren, zoals in de tekening, is het belangrijk dat het product als een dunne film langs de tankwand naar beneden stroomt.

Afvoerinrichting (2)

De afvoer moet op het laagste punt worden aangesloten, om te voorkomen dat verontreinigingen en micro-organismen zich in de tank kunnen ophouden Vaak loopt de bodem van een tank iets hellend.

Roerwerk (3)

Het roerwerk dient om de vloeistof goed gemengd te houden. Voor goed stromende (laagvisceuze) vloeistoffen is een propeller-roerwerk, zoals op de tekening, geschikt. Meer visceuze vloeistoffen worden geroerd met een hekroerwerk.

Hekroerwerk
Hekroerwerk
 

Aandrijving van het roerwerk(4)

Meestal wordt het roerwerk door een elektromotor aangedreven. In de tekening staat deze in het midden van de tank. Dat is niet altijd zo. Bij een hoge draaisnelheid gaat de inhoud van de tank meedraaien en dan is het roereffect weg. Om dit tegen te gaan wordt het roerwerk bij laagviskeuze vloeistoffen ook wel uit het middel geplaatst. Dit heet excentrisch geplaatst roerwerk.

Overloop (5)

Deze voorziening zit niet op alle tanks. Als beveiliging tegen overlopen kan ook een hoog-niveau alarm worden geïnstalleerd.

Ontluchtingspijpje (6)

Het ontluchtingspijpje moet bij het vullen of leeglopen van de tank altijd open staan. Vooral bij het leeglopen is er implosiegevaar door onderdruk. De tank kan dan lelijk vervormen en/of scheuren. Zelfs bij te snel leeglopen van de tank kunnen vervormingen ontstaan.

Mangat en/of deksel (7  + 8)

Om te controleren of de tank inderdaad goed is gereinigd, moeten we de tank in kunnen. De tank moet voorzien zijn van een scharnierend deksel en/of een mangat (een toegang voor personeel, die zich vaak aan de zijkant bevindt).
 


 

Mogelijke extra voorzieningen op een vloeistoftank

Meetinrichting

Een tank moet voorzien zijn van aansluitpunten voor het meten van temperatuur, druk en vloeistofniveau. Ook moeten er monsters uit de tank genomen kunnen worden.

Warmte/koude mantel of isolatie

Vooral in tijden van extreme temperaturen willen we de tankinhoud graag tussen bepaalde temperatuurgrenzen kunnen bewaren. Een koelmantel of verwarmingsmantel kan de temperatuur regelen. Voor kortstondige opslag is een isolatiemantel voldoende.

Sproei-installatie

Voor het automatisch reinigen zijn er sproeiers en sproeibollen in de tank gemonteerd. Deze sproei-installatie is aangesloten op een speciaal leidingnet voor reinigingsvloeistoffen. Het automatisch reinigen heet ook wel cleaning in place.

Sproeibollen
Sproeibollen
 

In de opleiding zullen we bij diverse vakken dieper ingaan op de bovenstaande zaken. Zo zal er uitleg komen in andere vakken over ingangscontroles, zorgsystemen en reiniging en desinfectie. Tijdens algemene technologie komt ook transport, eenheidsbewerkingen en verpakken aan bod.