6.1 Afsluitmechanismen

Om de vloeistof van het ene vat naar het andere te verpompen, zijn er, naast het leidingstelsel en pompen, ook afsluitmechanismen in de leiding nodig. Deze worden met de verzamelnaam afsluiters aangeduid.

Soorten afsluiters


Kranen kunnen niet de snelheid van de vloeistofstroom regelen; ze kunnen alleen open en dicht. De stromingsrichting van vloeistofstofstromen zijn te veranderen met  driewegkranen.

Afsluiters kunnen de vloeistofstroom regelen. De kraan zoals we die thuis kennen, is dus een afsluiter.

Kleppen kunnen uitsluitend open en dicht. Een terugslagklep kan zorgen voor doorstroom in één bepaalde richting.
 


De plaats van de kleppen in een leiding is afhankelijk van de pompsoort. Ter vergelijking: Als de naald van een injectiespuit verstopt is, zal deze wellicht in zijn geheel de arm inschieten, wanneer de arts een flinke kracht op de zuiger uitoefent. In  de  persleiding  van  een  verdringerpomp  mag  dus  nooit  een  afsluiter  geplaatst worden.  De  leidingen zouden los kunnen schieten of open kunnen scheuren. Lang niet bij alle verdringerpompen zijn kleppen nodig, omdat ze nauwelijks lekken. Maar als ze noodzakelijk zijn, moeten ze in de zuigleiding worden aangebracht. 

Bij impulspompen moeten de kleppen in de persleiding worden aangebracht.

 

Het begrip impuls
Om het begrip impuls te verklaren is in het hoofdstuk impulspompen deze tekening gebruikt. Door een deksel als afsluiter te gebruiken,  zal er geen schade ontstaan als de man het water in de emmer opnieuw probeert weg te werpen. Als de klep in de zuigleiding wordt aangebracht, zou in de waaier van de pomp een sterk verlaagde druk ontstaan. Daardoor kan de vloeistof gaan koken. Aan de rand van de waaier klappen de ontstane damp- bellen weer in elkaar. Deze implosies kunnen de waaier beschadigen. Delen van de waaier slaan eraf. Dit proces heet cavitatie; het is duidelijk hoorbaar als een geratel in de pomp.

 

 

 

 

Bekijk deze video om het proces van caviatie te ervaren.

 

...en dit hoor je bij cavitatie!