Stijlfiguren en beeldspraak

Krachtige woorden

Om invloed uit te oefenen op ons denken, wordt veel gebruik gemaakt van krachtige, beeldende woorden. Die blijven het beste hangen in ons geheugen en roepen associaties op met al bestaande kennisnetwerken in ons brein. Stijlfiguren en beeldspraak zijn hiervoor populaire hulpmiddelen. Hieronder vind je de theorie nog een keer uitgelegd.

 

Stijlfiguren

Tautologie
Bij een tautologie wordt iets twee keer, met verschillende woorden gezegd: De kinderen waren aan het schreeuwen en gillen. De woorden schreeuwen en gillen vormen een tautologie. Het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort.

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een betekenis die het hoofdwoord al in zich heeft, versterkt door een overbodig bijvoeglijk naamwoord. De natte regen doorweekte onze kleren. Regen is altijd nat, dus dat hoeft er niet bij. Deze twee woorden zijn niet van dezelfde woordsoort (het is een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord).

Hyperbool (overdrijving)
Hyperbool is een overdrijving: Ik heb bij de bushalte een eeuw staan wachten.

Enumeratie (opsomming)
Bij een enumeratie wordt een aantal gelijkwaardige zaken opgesomd: Ik houd van veel sporten: voetbal, tennis, volleybal en rugby.

Antithese (tegenstelling)
Op de Noordpool is het ijskoud maar op de evenaar bloedheet.

Eufemisme (verzachtende manier van uitdrukken)
Meestal doe je dat om iemand niet te kwetsen:
Haar hond is vorige week heengegaan (=doodgegaan).

Understatement (kleiner maken dan het echt is)
Bij een understatement zeg je iets in voorzichtige bewoording maar het is duidelijk dat dit grappig bedoeld is of juist om aan te geven hoe erg iets is.

Zoals die man wiens auto in de gracht was verdwenen die opmerkte: Lastig, hoe kom ik nou thuis?

Ironie, sarcasme, cynisme
Ironie is vriendelijke spot. In principe wordt het tegenovergestelde gezegd van wat er bedoeld wordt. Bij sarcasme is hetzelfde het geval, maar nu is het veel harder. Cynisme is nog harder dan sarcasme. Het is vaak van de situatie, soms ook van de persoon, afhankelijk of iets ironisch, sarcastisch of cynisch is.
Moeder over haar zoontje van twee jaar oud: Onze Harry is een echt boefje. (=ironie)
Leraar tegen leerling die net een 3 heeft teruggekregen voor een proefwerk: Jij hebt zeker erg je best gedaan, toen je dit proefwerk moest leren (=sarcasme).
Krijgsgevangene: De bewakers waren best aardig, ze sloegen niet elke dag (=cynisme).

 

Beeldspraak

Vergelijking
Een object wordt vergeleken met een beeld. Beide staan in de zin. Vaak staat er het woordje 'als' tussen. Hij is zo sterk als een beer.

Metafoor
Het beeld wordt genoemd in plaats van het object. Uit de context moet duidelijk worden wie/wat er met het beeld wordt bedoeld.

Die kwal kan ik niet uitstaan!

Personificatie
Een ding of dier krijgt menselijke eigenschappen.
De wind huilt.

Metonymia
Net als bij de metafoor wordt bij de metonymia wel het beeld maar niet het bedoelde genoemd. Groot verschil is, dat er géén overeenkomst is tussen het beeld en het beoelde. Er is wel een zekere relatie. Er zijn veel relaties mogelijk, maar de volgende drie komen het meeste voor:

- pars pro toto
Er wordt een deel genoemd, terwijl het geheel bedoeld wordt:
'Ik heb de ijzers ondergebonden.' (met ijzers wordt de schaats bedoeld).

- totem pro parte
Er wordt een geheel genoemd, terwijl slechts een deel bedoeld wordt:
Die Rembrandt is prachtig geschilderd. Met Rembrandt wordt het schilderij van Rembrandt bedoeld.

- metonymisch gebruikt adjectief
Er wordt een adjectief (bijvoeglijk naamwoord) gebruikt dat niet in verband staat met het zelfstandig naamwoord waar het voor staat, maar meestal iets meedeelt over een levend wezen dat ermee in verband gebracht kan worden:
Een luie stoel