Basketbal: De Technieken

Theorie Basketbal: de Technieken.

 

 

Bij basketbal maak je gebruik van verschillende technieken. Deze technieken kun je verdelen in de volgende onderwerpen:

 

1. Het gooien van een basketbal naar een medespeler.

2. Het dribbelen met een basketbal

3. Het doelen met een basketbal.

De bovenstaande onderdelen zullen één voor één worden behandeld:

 

1. Het gooien van een basketbal naar een medespeler:

Omdat basketbal een teamsport is wordt er veel van de ene naar de andere speler gegooid om te proberen iemand vrij te spelen en daardoor dus een doelkans te krijgen. Hiervoor zijn er verschillende technieken:

 

A. De baseballpas:

Deze techniek gebruik je als je de bal over een grote afstand naar je medespeler wil gooien. Deze techniek wordt in het Nederlands een bovenhandse strekworp genoemd en gaat als volgt;

- De basketbal ligt op één hand (bijvoorbeeld rechts),

- De rechterarm is gesterkt naar achter,

- Je linkerbeen staat voor (als je links gooit staat je rechterbeen voor!)

- De werphand gaat langs je oor,

- Op het einde van de worp is de arm gestrekt voor,

- De werparm wijst de richting waar de bal naar toe gaat na.

 

Kijk maar eens hier naar!

 

 

B. De chestpass:

Deze techniek gebruik je als snel en over kortere afstand met de teamgenoten wil overspelen. Bij deze techniek gebruik je allebei je handen.

- Hou de bal in twee handen voor de borst (chest betekend borst in het Engels!)

- Zet als je rechts bent je linkervoet een beetje voor (ben je links? Ander voet)

Stoot de bal snel én krachtig vanuit de borst weg, strek je armen.

Wijs de balrichting na en klap de polsen om.

 

Voorbeeldfilm:

 

 

C. De Bouncepass:

Deze techniek wordt veel gebruikt in het basketbal omdat bij deze techniek de bal moeilijk te onderscheppen is door de verdediger. De bal wordt namelijk met een stuit naar de medespeler gespeeld. Als je kleiner bent is de bouncepass ook goed te gebruiken als je tegenover een grotere tegenstander staat. De bouncepass kun je alleen gebruiken over kleine afstand.

- De uitvoering is hetzelfde als bij de chestpass maar wordt de bal alleen met een stuit naar je teamgenoot gespeeld in plaats van rechtstreeks. (Bounce betekend stuit in het Engels)

 

Zo moet dat dus:

 

 

2. Het dribbelen met een basketbal

Dribbelen met een basketbal doe je alleen in de volgende situaties:

De weg vrij is naar de basket en je dus er naar toe kunt dribbelen om te scoren.

- Er in het speelveld open ruimte is om naar toe te dribbelen en je terreinwinst kunt boeken.

Iedereen van je team gedekt staat.

- Om jouw verdediger te passeren als je verdedigd wordt.

 

Bij de techniek van het dribbelen moet je aan de volgende denken:

- Houd de vingers van de "dribbelhand" gespreid, je hebt dan een betere controle over de bal.

Duw de bal omlaag tijdens het dribbelen, niet slaan op de bal. Hoe langer het contact met de bal hoe beter de controle!

Dribbel laag. Ga door de knieën. Hoe lager de bal stuit, hoe moeilijker de bal te onderscheppen is door een verdediger.

Scherm altijd de bal af van je verdediger. Houd een arm of je lichaam tussen de bal en de verdediger. LET OP! Duwen mag je niet met je arm of lichaam!

Kijk tijdens het dribbelen ook om je heen. Dus zowel de bal als je teamgenoten in de gaten houden zodat je naar iemand kunt overgooien die vrij staat. Overgooien gaat sneller dan dribbelen!

- Het dribbelen moet je met je rechter en linkerhand kunnen!

 

Kijk hier maar eens naar, en let vooral op het dribbelen!

En deze dan!

 

 

3. Het doelen met een basketbal

Bij het doelen bij het basketbal bespreken we de volgende technieken:

De lay-up.

- Het set shot.

- De dunk.

 

- De lay-up:

Van de techniek van de lay-up maak je gebruik als je dicht bij de basket kunt komen. Daarom heeft deze techniek heeft een grote trefzekerheid (bijna altijd raak).

De meest makkelijke vorm voor een rechtshandige speler is als je schuin van rechts kunt aanlopen naar de basket. Voor een linkshandige speler is dat dus andersom.

De techniek van de lay-up is als volgt:

- Na een stuit pak je de bal met twee handen vast.

- Daarna maak je twee passen. Voor een rechtshandige speler is de eerste pas rechts en de volgende pas en afzet op links. Voor een linkshandige speler dus weer andersom.

- Na de afzet spring je zo hoog mogelijk richting de ring. Door je knie omhoog te doen kom je nog hoger!

- Nu ligt de bal in je rechterhand, strek je arm met de bal zo hoog mogelijk.

- Probeer de bal tegen het eerste zwarte streepje van de rechthoek op het basketbalbord te gooien. Dan gaat de bal via het bord door de ring!

 

- Het set shot:

In het Nederlands zou je dit het afstandschot kunnen noemen.Deze techniek wordt gebruikt als je verder van het basketbord af staat en bij het nemen van strafworpen. Als je van een hele grote afstand wil gooien zie je vaak dat de speler dezelfde techniek gebruikt maar dat hij daarbij springt om meer gebruik te maken van de kracht van de benen. Dit wordt in het basketbal een jumpshot genoemd. (Jump is het Engels woord voor springen)

De techniek van het set-shot is als volgt:

- Één hand onder de bal (Vingers van deze hand spreiden!). De andere hand is naast de bal. Ben je rechts, dan is je rechterhand onder de bal en je linkerhand naast de bal.

- Sta met licht gebogen knieën en kijk naar de ring.

- Strek je benen en je rechterarm. Klap je pols na. Dit heet in het Engels de "follow through". Door het naklappen van de pols krijgt de basketbal een terugdraaiend ("backspin") effect. Daardoor heeft de bal, als hij de ring raakt, nog meer kans om in de ring te vallen.

 

- De Dunk

De dunk is een spectaculaire variant op de lay-up. Dan wordt de bal met soms met grote kracht door de basket gegooid, zoals je kunt zien in het filmpje hieronder. Het publiek vindt dit fantastisch en gaan dan helemaal uit hun dak!

 

Ga er maar eens voor zitten:

Maak nu opdracht 3 van Basketbal