Kennisbank schatten

Opgave 1:
Bekijk de tekening hieronder
a) Hoe hoog schat je de man bij de flat?
b) Hoe hoog schat je één verdieping?
c) Hoe hoog schat je de hele flat?

Opgave 2:
Maak een schatting.
a) Hoe hoog schat je een flatgebouw van 10 verdiepingen?
b) Je rijdt met de auto van Amsterdam naar Parijs. De afstand is 500 km.
Hoe lang schat je dat je over de rit doet?
c) Een voetbalveld wordt als parkeerplaats gebruikt.
Hoeveel auto's kunnen er ongeveer op het voetbalveld?
Opgave 3:
a) Zeg - niet met veel rekenen, maar door te schatten - of 9,64 . 89,39 meer of minder is dan 1000. Schrijf ook op waarom.
Reken daarna met je rekenmachine het precieze antwoord van 9,64 . 89,393 uit.
b) Beantwoord zo ook de volgende vragen; eerst zonder rekenen, maar door te schatten. Reken daarna het precieze antwoord uit met je rekenmachine.
- Is 31,7⋅ 29,2 groter dan 1000?
- Is 31,7 : 29,2 groter dan 11?
- Is 5503,58 + 4512,99 groter dan 10000?
- Is 5503,58 ⋅ 4512,99 groter dan 25.000.000?
Opgave 4:
Tino doet boodschappen. In zijn winkelwagen heeft hij een fles cola, een zak chips, een potje jam, zes eieren, een fles melk, twee flessen yoghurt en een pond jonge kaas.
Je kunt natuurlijk niet weten wat deze artikelen precies kosten, maar misschien heb je toch enig idee in de buurt van welk bedrag de boodschappen in totaal zullen uitkomen.
De cola kost € 0,49 de zak chips € 0,65de eieren € 1,29 de jam € 0,89 de melk € 0,69 een fles yoghurt kost € 1,10 en de kaas kost € 3,40.
Verder moet per fles € 0,25 statiegeld betaald worden.
Tino haalt bij de kassa twee briefjes uit zijn portemonnee: een van 10 euro en een van 5 euro.
a) Denk je dat dit genoeg is? Maak een schatting van het bedrag dat Tino moet betalen, niet door het precieze bedrag uit te rekenen, maar door (uit het hoofd) grof met afgeronde bedragen te werken.
b) Reken met je rekenmachine uit hoeveel Tino precies moet betalen.
Opgave 5:
Aan tafel 8 zitten vier mensen te eten.
Ze hebben alle vier een voorgerecht van € 2,40 en een pizza van € 7,50 besteld.
Hebben ze genoeg aan € 40,-?

Opgave 6:
Irma moet voor school een boek van 135 bladzijden lezen. Na 20 minuten lezen heeft ze 10 bladzijden gelezen.
a) Schat hoeveel minuten ze in het totaal bezig is met het lezen van het boek.
Opgave 7:
Anne heeft voor Nederlands een opstel geschreven op de computer. Als zij het
op de printer uitdraait, blijkt het drie kantjes groot te zijn.

a) Schat hoeveel letters Annes opstel telt.
En hoeveel woorden.
b) Schrijf ook op hoe je aan je schatting komt.
Opgave 8:
Bekijk het kaartje van een stuk van Noord Frankrijk. Bij het kaartje staat een schaallijn.
Daarop kun je zien hoe lang 10, 20, 30, 40 en 50 km op het kaartje zijn.

a) Schat - zonder te meten - de afstand van hartje Parijs naar Reims hemelsbreed (dat wil zeggen rechtstreeks, volgens een rechte lijn).
Meet daarna die afstand nauwkeurig op en reken die om met behulp van de schaal.
b) Schat de afstand van Parijs naar le Havre, via de snelste route over de weg.