Stap 1: Stijlfiguren

Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Er zijn veel verschillende soorten stijlfiguren die je kunt gebruiken.
In deze opdracht ga je aan de slag met de stijlfiguren herhaling, pleonasme en tautologie.

Bestudeer de Kennisbank over dit onderwerp.

Herhaling, tautologie en pleonasme

Herhaling

In de volgende zinnen wordt de stijlfiguur ‘herhaling’ toegepast.

  1. Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt.
  2. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
  3. Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!

Pleonasme en tautologie

Bekijk de video. Hierin wordt uitgelegd in welke gevallen je een pleonasme of een tautologie kunt gebruiken en in welke gevallen niet.

Lees nu ook de uitleg in het volgende artikel.

Twee keer hetzelfde zeggen

Een goede tautologie of pleonasme geeft je tekst meer betekenis.
Maar gebruik je de stijlfiguren niet goed, dan slaat het opeens nergens meer op.

Pleonasme

Een ronde cirkel of het natte water. Het zijn voorbeelden van pleonasmes.
Hiermee wordt met een beschrijvend woord nog eens hetzelfde gezegd over een zelfstandig woord.
Een cirkel is namelijk al rond van zichzelf en water is altijd nat.
Je kunt dit gebruiken als stijlmiddel om een tekst meer nadruk te geven.
Voorbeeld: ‘Na urenlang rondgelopen te hebben in de hitte van de woestijn, kon hij eindelijk in het natte water plonzen’.

Toch is een pleonasme vaak een stijlfout.
Als je zegt: ‘De politie pakte de autodief op om te voorkomen dat hij niet nog een auto zou stelen’, maak je een fout. ‘Voorkomen’ en ‘niet’ zeggen allebei hetzelfde.
Dit geldt ook voor: ‘Ben je verplicht om je aan de regels te moeten houden?’
Het woord ‘verplicht’ zegt namelijk hetzelfde als ‘moeten’.

Tautologie

De tautologie is te vergelijken met een pleonasme. Alleen zijn het hier twee dezelfde soorten woorden die hetzelfde zeggen.
Voorbeeld: “Enkel en alleen”.
Deze woorden zeggen niets over elkaar, maar bedoelen wel hetzelfde.

Ook dit stijlfiguur kun je goed toepassen, maar let op: een fout is zo gemaakt.
‘Ik ben snel in staat om de nieuwe fiets te kunnen betalen’, is zo’n fout.
‘In staat zijn’ is hetzelfde als ‘kunnen’. Dit zijn allebei werkwoorden, dus is het een tautologie.


Maak nu de volgende oefening.