Stap 2: Gatenzinnen

In deze opdracht ga je zinnen maken voor een klasgenoot.

  1. Schrijf alle zinnen op die je in Stap 1 hebt verzonnen.
    Laat steeds het moeilijke woord weg.
    Op de plaats van het moeilijke woord zet je een aantal puntjes.
    Op deze puntjes moet iets ingevuld worden.
     
  2. Je hebt nu een oefening met gatenzinnen gemaakt.
    Wissel je gatenzinnen met een klasgenoot.
    Maak de oefening van je medeleerling.
    Vul daarbij het woord, waarvan je denkt dat het daar hoort,
    op de lege plek in.
     
  3. Zijn jullie klaar met de oefeningen? Wissel ze dan weer uit.
    Kijk de oefening, die je klasgenoot heeft gemaakt, na.
    Bespreek de foutjes die je tegenkomt.
    Probeer dit in zo kort mogelijke tijd te doen.

    Kende je klasgenoot het moeilijke woord niet?
    Of heb jij misschien geen goede zin gemaakt?
    Het is allebei mogelijk. Van fouten maken leer je!