Theorie

Het werkwoordelijk gezegde (ook wel gezegde genoemd) bestaat uit alle werkwoordsvormen in een zin. In de vorige les heb  je geleerd dat de persoonsvorm  een werkwoord is. De persoonsvorm behoort dus altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

 

Het werkwoordelijk gezegde = PV + alle overige werkwoorden in een zin.

 

Voorbeeld 1: Ik fiets naar de stad.

Stap 1: Zoek de PV       (PV=fiets)

Stap 2: kijk of er nog meer werkwoorden in de zin staan.  (er staan geen andere werkwoorden in de zin.

Het werkwoordelijk gezegde is dus: fiets.

 

Voorbeeld 2.: Wij hebben de hele middag gefietst.

Stap 1: Zoek de PV       (de PV = hebben)

Stap 2: kijk of er nog meer werkwoorden in de zin staan.  (gefietst = voltooid deelwoord. Een voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm)

Het werkwoordelijk gezegde is dus: hebben gefietst.

 

Voorbeeld 3.: Ik ben een ijsje gaan kopen.

Stap 1: Zoek de PV        (PV=ben)

Stap 2: kijk of er nog meer werkwoorden in de zin staan.  (gaan/kopen zijn werkwoorden)

Het werkwoordelijk gezegde is dus: ben gaan kopen.