Voordat je begint is het belangrijk om te weten is dat je bij het benoemen van zinsdelen een bepaalde volgorde dient aan te houden. Om het onderwerp te vinden, moet je bijvoorbeeld eerst weten wat de persoonsvorm is. Daarnaast heb je het onderwerp weer nodig om het lijdend voorwerp te vinden. Houd hier dus rekening mee als je het lesmateriaal doorloopt.
Stap 1: Maak de begintoets. Je maakt de toets 1x. Op basis van de score, en de antwoorden, beslis je waar je gaat beginnen. Heb je meer dan 90% (in één keer) goed? Dan mag je ervoor kiezen om direct naar de extra opdrachten te gaan.
Stap 2: Op basis van de score van de toets beslis je waar je start. Heb je alle persoonsvormen goed? Dan begin je bij het werkwoordelijk gezegde. Begrijp je het onderwerp wel, maar het lijdend voorwerp niet? Dan sla je het onderwerp over.
Stap 3: Na het lezen van de theorie, het bekijken van de filmpjes en het maken van de oefentoetsen bij de (eventueel door jou gekozen) onderwerpen, maak je de toets nogmaals. Ga net zolang door tot je alle juiste antwoorden heb gevonden. Lukt het niet? Kijk er nog eens samen met een klasgenoot naar.
Stap 4: Maak eventueel de extra opdrachten.