Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:
- de zon beschrijven. Je gebruikt daarbij de begrippen: corona, zonnevlammen, mantel, fotosfeer, kern en convectiezone.
- het begrip zonnestelsel beschrijven.
- een aantal verschillende hemellichamen noemen.
- aangeven hoe de aarde is opgebouwd. Je kunt de begrippen aardkorst, mantel, kern en atmosfeer gebruiken.
- aangeven waar noordpool, zuidpool en evenaar liggen.
- omschrijven wat parallellen en meridianen zijn.
- de positie van een plaats op aarde aangeven door gebruik te maken van de lengtegraad en de breedtegraad.
- aangeven in hoeveel dagen de aarde ongeveer rond de zon draait.
- uitleggen waarom er een schrikkeljaar is ingevoerd en waarom er winter en zomer is.