Moment van de kracht

n veel situaties kan een voorwerp rond een bepaald punt draaien. Dit draaipunt wordt vaak met D aangeduid. Als er een kracht op het voorwerp werkt, veroorzaakt deze kracht vaak een draaiing. Naast de kracht zelf spelen de arm en het moment van de kracht hierbij een belangrijke rol.

De arm van de kracht is de afstand tussen de kracht en het draaipunt.

Het moment van de kracht wordt berekend met “kracht keer arm”.

Het moment van de kracht kan worden omschreven als “de mate waarin de kracht

draaiing van het voorwerp veroorzaakt (of tenminste wil veroorzaken)”.

In de onderstaande tabel zijn de symbolen van de drie grootheden vermeld.

Grootheid

Eenheid

M = moment

Nm

F = kracht

N

I = de afstand

m

 

 

De formule voor het moment van een kracht is dus:

M = F • I

Als bijvoorbeeld de kracht F gelijk is aan 100 newton en de arm I gelijk is aan 0,20 meter, dan geldt: M = F • I = 100 N • 0,20 m = 20 Nm. De eenheid van moment is dus “newtonmeter”.

 

Voorbeeld

Hiernaast is een moersleutel getekend waarmee een

vastgeroeste moer losgedraaid moet worden. Op de sleutel wordt kracht F uitgeoefend.

De kracht heeft een zogenaamde “arm”. Hieronder verstaan we de afstand

tussen de kracht en de moer. Zie de figuur.

 

 

 

Uit ervaring weten we dat de kans op het loskomen van de moer groter wordt als de kracht groter wordt en als de arm groter wordt. Als we het effect van de kracht op de draaiing van de sleutel willen weten is “kracht keer arm” dus van belang. In de natuurkunde staat deze grootheid bekend als het “moment” van de kracht.

 

Conclusie:

Hoe langer de arm (en kracht bijft gelijk) wordt het moment ook groter!

 

 

Het effect van afstand op het krachtmoment