Als drie maanden na het stellen van de diagnose blijkt dat de streefwaarden niet behaald worden, wordt er gestart met medicatie. Hieronder staan de verschillende medicijnen in volgorde van 1e keus tot de nieuwere middelen. Bij elk medicijn zijn de werking, de bijwerkingen en het eventuele voedingsadvies beschreven.
Medicijn: Biguaniden: Metformine
Werking: Remt glucoseproductie in de lever. Verhoogt de insulinegevoeligheid en bevordert het glucoseverbruik door de
weefselcellen.Vermindert de eetlust.
Voedingsadvies: Regelmatige koolhydraatverdeling. Koolhydraatbevattende tussenmaaltijden niet nodig.
Bijwerkingen: Maagdarmklachten zoals misselijkheid en diarree.Geen hypoglykemie.Geen gewichtstoename (als gevolg van verminderde eetlust is gering gewichtsverlies mogelijk).
Werking: Stimuleren de insulineafgifte door de betacellen van de pancreas. Versterken het effect van insuline in de weefselswaardoor de glucose makkelijke wordt opgenomen.
Voedingsadvies: Regelmatige koolhydraatverdeling. Koolhydraatbevattende tussenmaaltijden kunnen noodzakelijk zijn.
Bijwerkingen: Hypoglykemie, maagdarmstoornissen Flushing (rood hoofd), komt voor bij het gebruik van alcohol.
Medicijn: Meglitiniden: Repaglinide(Novonorm®)
Werking: Stimuleert de aanmaak van insuline door de betacellen in de pancreas.
Voedingsadvies: Innemen voor de maaltijd, niet innemen bij overslaan maaltijd.
Bijwerking: Hypoglykemie kan snelvoorkomen.
Medicijn: Alfa-glucosidaseremmer: Acarbose
Werking: Vertraagt de afbraak van di-, oligo- enpolysachariden uit de voeding.
Voedingsadvies: Vlak voor of aan het begin van de maaltijd innemen.
Bijwerking: Zeer vaak flatulentie (winderigheid).
Medicijn: Glitazones: Pioglitazon
Werking: Bevordert insulinegevoeligheid in vetweefsel via indirecte effecten
Als de streefwaarden niet bereikt worden met orale medicatie, wordt de overstap gemaakt naar insuline. Deze overstap heeft invloed op het voedingspatroon van de patient. De dietiste kan de aanpassing in voeding begeleiden bij de overgang naar insuline.