Nadat een persoon is gediagnosticeerd met diabetes type 1, zal de persoon zelfstandig meermaals op een dag de bloedglucosespiegel meten, insuline in het lichaam injecteren, of een insulinepomp dragen. Daarnaast zal samen met de diabetesbehandelaar gedurende de eerste periode worden gekeken naar het dagelijkse voedingspatroon en het reguleren van de insulinedosering.
Een diabetespatiƫnt is uiteindelijk de belangrijkste persoon bij het controleren en behandelen van de aandoening. Mensen bij wie de diagnose is vastgesteld, dienen daarom op de hoogte te zijn van de basisstappen voor een stabiele bloedsuikerspiegel: