Hieronder een duidelijke afbeelding van de werking van de bloedsomloop
A. Longen |
A. Linkerkamer |
Vanuit de linkerhelft van het hart komt het zuurstofrijke bloed eerst in de grootste slagader, de aorta. De aorta vertakt al snel in kleinere slagaders, die het bloed omhoog voeren richting hersenen en omlaag naar de organen in de buik en verder, tot in de puntjes van de tenen en de vingers. Slagaders, ofwel arteriƫn, zijn stevige bloedvaten met een gladde binnenwand waarin het bloed snel en makkelijk kan stromen. Het bloed stroomt in de slagaders altijd van het hart af.
Meestal bevat een slagader zuurstofrijk bloed. Uitzondering zijn de slagaders die vanuit de rechterhelft van het hart naar de longen leiden, en waar zuurstofarm bloed door stroomt. Slagaders hebben spiercellen in hun wanden waardoor die kunnen samentrekken om de bloedstroom te regelen. Hoe nauwer de slagader, hoe minder bloed er doorheen kan.
De grotere slagaders voeren het zuurstofrijke, lichtrode bloed naar de kleinere slagaders, de arteriolen. Via de arteriolen komt het bloed in de kleinste bloedvaten: de haarvaten. Haarvaten hebben een dunne wand en een microscopisch kleine doorsnede, die maar net iets groter is dan een rode bloedcel. In de haarvaten stroomt het bloed vrij traag, zodat stoffen makkelijk door de dunne vaatwand kunnen worden uitgewisseld. Zuurstof en voedingstoffen worden afgestaan aan het omringende weefsel, afvalstoffen worden opgenomen en meegevoerd.
Na de stofwisseling in de haarvaten stroomt het zuurstofarme, donkerrode bloed via de aders weer terug naar het hart. In de aders is de bloeddruk lager en stroomt het bloed trager. Aders kunnen meer bloed bevatten dan slagaders, doordat de aderwand slapper is en kan uitzetten. Dat is bijvoorbeeld te merken aan de aders op de rug van je hand, die het ene moment uitzetten en goed zichtbaar zijn en het andere moment onder de huid verdwijnen. Aan de blauwige kleur van de aders is te zien dat het bloed zuurstofarm is. Het stelsel van aders vormt een belangrijke opslagplaats van bloed. De aders monden bij het hart uit in de bovenste holle ader en de onderste holle ader.
In de oudheid en de middeleeuwen was de bloedsomloop nog niet bekend. Artsen in die tijd dachten dat het bloed werd aangemaakt in hart en lever en dat het vanuit die organen naar alle delen van het lichaam stroomde om te worden verteerd.
De eerste die de werking van de bloedsomloop werkelijk begreep, was William Harvey. Deze zeventiende-eeuwse Engelse arts berekende dat het menselijk lichaam volgens de theorie van het bloedverteren honderden liters bloed per dag zou moeten produceren. Harvey concludeerde terecht dat de theorie daarom niet op kon gaan. Hij ontdekte dat het bloed niet verteerd wordt maar circuleert in een gesloten systeem.
Bron: internet, niet zelf geschreven
Van groot naar klein:
De grote aders in het menselijk lichaam vervoeren het zuurstofarme bloed naar de rechterboezem van het hart.
Van klein naar groot:
In de longen vindt uitwisseling van koolzuur en zuurtsof plaats.
Bron:hartenvaatgroep.nl
Het hart is een menselijke pomp die 4 tot zo'n 5 liter bloed per minuut rondpompt.
Bron:hartstichting.nl