Vergisting: polymeren

Polymeren

De natuur maakt heel veel gebruik van polymeren. Dit is makkelijk, omdat je op deze manier met heel weinig verschillende basisstoffen hele grote moleculen kunt maken. De natuur doet dit met veel van haar belangrijkste moleculen zoals:

DNA: Bestaat uit 4 verschillende monomeren, de nucleïnezuren. Het zijn 4 basen die de code van het DNA vormen. Dit molecuul is te vinden in de celkern.

Eiwitten: Bestaan uit aminozuren, 20 verschillende monomeren. Eiwitten zijn overal te vinden. Ze vervullen taken in de celkern bij en rondom het DNA. Ze zorgen voor het vrijmaken van energie in de cel. Maar ze zorgen ook buiten de cel voor het afbreken van stoffen.

Cellulose:Bestaat uit een enkel monomeer glucose. Cellulose zit in de celwand van plantencellen. Het zorgt voor stevigheid van de cel en de plant.

Polysacheriden:Deze zijn heel divers, ze kunnen uit eenzelfde monomeer bestaan of uit meerdere verschillende suikers aan elkaar gelinkt. Polysacheriden zijn overal in en rondom cellen te vinden.

Al deze polymeren hebben één overeenkomst. Wanneer de polymeren gevormd worden vind een condensatie reactie plaats. En wanneer een polymeer afgebroken wordt naar monomeren vind hydrolyse plaats.