
Voordat je aan het nieuwe thema begint, bedenk je wat je al kunt.
Neem het schema over in je schrift en geef aan hoeveel je al weet.
| Nee, nog helemaal niet | Ja, een beetje | Ja, geen enkel probleem | |
| Ik kan informatie uit korte luisterteksten begrijpen. | |||
| Ik kan informatie begrijpen in eenvoudige teksten. | |||
| Ik kan een beetje informatie uitwisselen over eenvoudige zaken. | |||
| Ik kan een eenvoudig briefje schrijven. | |||
| Ik kan een eenvoudig formulier invullen. | |||
| Ik ken zangers/zangeressen en/of bands die in het Duits zingen. |
In twee zinnen zit een fout. Kun je ze vinden?
Doe de oefening. Zoek het Duitse woord.
Sleep de juiste vertaling naar de goede plek.