Zinsbouw – hoofdzinnen
Met zinsbouw bedoelen we de volgorde van de woorden in een zin.
De woordvolgorde in het Duits is bijna dezelfde als in het Nederlands.
In een hoofdzin staat:
Meine Freundin | guckt | einen Film. | |
Mijn vriendin | kijkt | een film. | |
onderwerp | pv | (lijdend voorwerp) | |
Vor einer Woche |
hatten |
wir |
ein Date. |
Een week geleden | hadden | wij | een date. |
(tijdsbepaling) | pv | onderwerp | (lijdend voorwerp) |
Wie oft |
trainierst |
du? |
|
Hoe vaak | train | jij? | |
(vraagwoord) | pv | (onderwerp) |
Soms staat er meer dan één werkwoord in een hoofdzin, bv. als je een hulpwerkwoord en een heel werkwoord gebruikt. In dat geval staan die twee werkwoorden zo ver mogelijk uit elkaar.
Voorbeeld 1:
Ich möchte nächsten Sommer gern mit meinen Freunden in den Urlaub fahren.
of
Nächsten Sommer möchte ich gern mit meinen Freunden in den Urlaub fahren.
niet: Ich möchte gern mit meinen Freunden in den Urlaub fahren nächsten Sommer.
niet: Ich möchte nächsten Sommer gern in den Urlaub fahren mit meinen Freunden.
Voorbeeld 2:
Ich bin in den Ferien mit meinen Eltern in Spanien gewesen.
of
In den Ferien bin ich mit meinen Eltern in Spanien gewesen.
niet: Ich bin in den Ferien in Spanien gewesen mit meinen Eltern.
niet: In den Ferien bin ich in Spanien gewesen mit meinen Eltern.
Deze regel geldt ook voor werkwoorden die met de vervoeging uit elkaar gaan (afwassen – ik was af).
Voorbeeld:
Ich nehme im August an einem Sprachkurs in Spanien teil.
of
Im August nehme ich an einem Sprachkurs in Spanien teil.
niet: Ich nehme im August teil an einem Sprachkurs in Spanien.
niet: Im August nehme ich teil an einem Sprachkurs in Spanien.
Übung 1: Verbeteren
In sommige zinnen klopt de woordvolgorde niet.
Schrijf de zinnen over in je schrift. Laat onder elke zin een regel wit open.
Je verbetert de woordvolgorde.
Op de open regel schrijf je de zinnen zoals ze moeten zijn.
Übung 2
Übung 3
Bijzinnen
In een Duitse bijzin staat de persoonsvorm altijd op de laatste plek.
Übung 4: Verbeteren
In twee zinnen klopt de volgorde niet.
Vind de zinnen die niet juist zijn.
Verbeter de zinnen in jouw schrift.
Voegwoorden
De belangrijkste voegwoorden die een bijzin inleiden zijn:
als (toen) | Als ich klein war, spielte ich mit Puppen. |
bevor (voordat) | Ich fiel hin, bevor ich mich festhalten konnte. |
dass (dat) | Ich glaube, dass sie sehr nett ist. |
nachdem (nadat) | Nachdem er bezahlt hatte, durfte er einsteigen. |
ob (of) | Wissen Sie, ob dieser Zug nach Berlin fährt? |
obwohl (hoewel) | Ich habe Hunger, obwohl ich gerade gegessen habe. |
weil (omdat) | Das Kind weinte, weil es seinen Ball verloren hatte. |
wenn (als) | Wenn es dir Spaß macht, können wir noch eine Runde spielen. |
Ook vraagwoorden en betrekkelijke voornaamwoorden kunnen een bijzin inleiden:
Übung 5: …, weil
Übung 6: Verslapen
Antworten
Controleer je antwoorden van oefening 1 en oefening 4.