Erlebnis
Je beschrijft een gebeurtenis die je meegemaakt hebt en die een hele diepe indruk op je heeft gemaakt.
Zeg dat je voor je verjaardag een cadeaubon voor een ballonvlucht had gekregen.
Zeg dat je altijd al met een heteluchtballon wilde gaan.
Zeg dat je op een zaterdag in oktober met je ouders naar Breda ging.
Zeg dat je de hele nacht niet kon slapen.
Zeg dat je niet bang was maar gewoon tamelijk zenuwachtig.
Zeg dat jullie op een grasveld gingen verzamelen.
Zeg dat je samen met drie andere mensen in de ballon stapte.
Zeg dat het een bijzonder gevoel was toen de ballon opsteeg.
Zeg dat de landing een beetje schokkerig (holperig) was maar wel goed ging.
Zeg dat het een onvergetelijke belevenis voor je was.
Erlebnis - 2
Maak nu een spreekbeurt over een gebeurtenis die je zelf hebt meegemaakt.
Verwerk daarin de volgende gegevens:
wat voor gebeurtenis was het
wat was de aanleiding
wanneer en met wie heb je het beleefd
wat gebeurde precies
wat was er zo mooi/eng/verschrikkelijk enz. aan
hoe beoordeel je de belevenis in zijn geheel
Schrijf nog minimaal drie andere zinnen op met informatie over de gebeurtenis.
Houd de spreekbeurt in de klas of in een groepje.
Wegbeschreibung
Je beschrijft voor je vriend(in) de weg van het station naar je huis.
Zeg dat zij/hij tram 3 richting Loosduinen kan nemen.
Zeg dat de halte voor het station is.
Zeg dat de rit ongeveer een kwartier duurt.
Zeg dat zij/hij niet moet vergeten uit te checken.
Zeg dat zij/hij de 2e straat links moet gaan.
Zeg dat zij/hij bij de volgende kruising rechtsaf moet gaan.
Zeg dat dat de Clematisstraat is.
Zeg dat zij/hij nog ongeveer 100 meter rechtdoor moet gaan.
Zeg dat jullie huis aan de linker kant is.
Zeg dat zij/hij het huis goed kan herkennen aan de appelboom en het rode bankje.
Wegbeschreibung - 2
Maak nu een zelf voor een klasgenoot een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van een centraal punt (station, bushalte o.i.d.) naar je huis.
Verwerk daarin de volgende gegevens:
met welk vervoermiddel hij/zij het best kan reizen
langs welke bezienswaardigheden hij/zij komt
hoe lang hij/zij ongeveer onderweg is
hoe hij/zij jouw straat kan herkennen
hoe hij/zij jouw huis kan herkennen
Laat de beschrijving lezen door een klasgenoot of door de docent.
Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.