Vertel welke kamers er op de begane grond zijn: de woonkamer, de keuken, een wc.
Vertel welke kamers er op de 1e verdieping zijn: de slaapkamer van je ouders, de kamer van je zusje,
de badkamer, een logeerkamer.
Vertel welke kamers er op de zolderetage zijn: jouw kamer, de werkkamer van je vader.
Beschrijf je kamer: niet heel groot, licht, een bed, een bureau, een stoel, een computer, posters van je favoriete band (zelf bedenken) aan de muur.
Zeg dat je heel tevreden met je kamer bent en dat je je kamer erg knus vindt.
Vertel dat jullie een tuin hebben: niet groot, maar mooi groen, met veel bloemen.
Meine Wohnung - 2
Maak nu een spreekbeurt over je eigen woonsituatie.
Verwerk daarin de volgende gegevens:
wat voor huis/woning je hebt
hoeveel kamers je hebt en hoe die verdeeld zijn
je eigen kamer, inclusief hoe die eruit ziet en wat er allemaal in staat
garage/tuin/balkon
Schrijf nog minimaal drie andere zinnen op met informatie over jouw woonsituatie (bijvoorbeeld over de buurt, afstand tot winkels/strand/centrum, enz.).
Houd de spreekbeurt in de klas of in een groepje.
Meine Wohnort
Je beschrijft je woonplaats.
Zeg dat je in Den Haag woont.
Zeg dat dat een grote stad in Nederland is.
Vertel dat Den Haag aan de Noordzee ligt en dat daarom veel toeristen naar Den Haag komen.
Vertel dat in Den Haag de regering zit. En ook de koning en de koningin hebben een paleis in Den Haag.
Vertel dat je in het centrum goed kunt winkelen, dat er veel terrasjes en restaurants zijn, bioscopen en een zeeaquarium in Scheveningen.
Zeg dat Den Haag een internationale stad is, dat er veel internationale bedrijven en organisaties gevestigd zijn en dat er veel verschillende culturen leven.
Zeg dat het je in Den Haag bevalt.
Meine Wohnort - 2
Maak nu een spreekbeurt over je eigen woonplaats.