Grammatica: verkleinwoorden
Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zelfstandig naamwoord te plakken.
• huis – huisje; stad – stadje
Soms moet je ook nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
• stoel – stoeltje; schoen – schoentje; vrouw – vrouwtje
• boom – boompje; worm – wormpje; scherm – schermpje
• koning – koninkje; leuning – leuninkje; woning – woninkje
• oma – omaatje; café – cafeetje; auto – autootje
• knul – knulletje; stem – stemmetje; man – mannetje
• ring – ringetje; leerling – leerlingetje; behang – behangetje
Verkleinwoorden