Met telwoorden (tw) kun je tellen. Je hebt twee soorten telwoorden:
hoofdtelwoorden (htw) en
rangtelwoorden (rtw).
Bij hoofdtelwoorden horen aantallen. Bijvoorbeeld: één, twee, drie, vier.
Bij rangtelwoorden gaat het om de plaats in de rij. Bijvoorbeeld:eerste, tweede, derde, vierde.
Bepaald of onbepaald telwoord
Telwoorden kun je verdelen in bepaalde telwoorden en onbepaalde telwoorden.
• Bij een bepaald telwoord (btw) is het aantal bekend. Bijvoorbeeld:vijf, twintig of 80.
• Bij een onbepaald telwoord (otw) is het aantal onbekend. Het gaat wel om hoeveelheden.
Bijvoorbeeld: veel, weinig of enkele.