Voorbeeld 1: verbranding ethanol

 
Bereken hoeveel g koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 300 g ethanol.
 
De reactievergelijking is:  C2H6O + 3 O2  →  2 CO2 + 3 H2O
 
Verhoudingen in aantallen moleculen zijn gelijk aan verhoudingen in aantallen molen. Dus kan de reactievergelijking gelezen worden als:
 
1 mol C2H6O + 3 mol O2  →  2 mol CO2 + 3 mol H2O

 

 

De berekening met behulp van massaverhoudingen (zie Massaverhouding) zou zijn: 46,07 g C2H6O reageert met 96,00 g O2 tot 88,02 g CO2 en 54,06 g H2.

 

 

Waarom mol?

Voor dit rekenvoorbeeld maakt het weinig verschil of je direct via (molecuul)massa's
rekent, of dat je dat via molen doet. Er zijn echter veel opgaven waar het hanteren van de mol duidelijk voordelen biedt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het rekenen aan reacties, wanneer het gaat om oplossingen waarvan de concentratie in mol l-1 is uitgedrukt.
 
Ook wanneer gassen in volume-eenheden worden uitgedrukt, is het rekenen in molen
makkelijker. Verhoudingen in molen zijn immers voor gassen, bij gelijke p en T, gelijk aan verhoudingen in volumes. Ook kunnen we snel gebruik maken van het feit dat voor elk gas geldt dat 1 mol gas = Vm liter. (Denk er aan, dat dit alleen geldt voor gassen, niet voor vloeistoffen en vaste stoffen!)
 
 

Oefenen met de mol (1)

 

 

 

Oefenen met de mol (2)


Hoeveel ml 0,01 M natriumcarbonaatoplossing is nodig om volledig te reageren met 100 mL 0,02 M calciumhydroxide-oplossing?

De reactie is een neerslagreactie:  Ca2+(aq) + CO32-(aq)  →  CaCO3 (s)
Dus 1 mol Ca2+ reageert met 1 mol CO32-.
Aanwezig is 100 mL 0,02 M Ca(OH)2; deze oplossing bevat 100 x 0,02 = 2,0 mmol Ca2+.
Dit zal reageren met evenveel mmol CO32-, dus met 2,0 mmol CO32-.

Hoeveel mL 0,01 M Na2CO3 oplossing bevat 2,0 mmol CO32-?
 

a ml 0,01 M Na2CO3 bevat 2,0 mmol CO32-

a x 0,01 = 2,0

Er is dus 200 mL van de 0,01 M soda-oplossing nodig om volledig te reageren met de 100 mL 0,02 M kalkwater.