De studenten doen kennismakingsopdrachten in de ruimte, en zij tekenen een strip n.a.v. een kortfilm over angst.
Kies voor de kennismakingsopdrachten bijvoorbeeld uit de activiteiten
'buurmanpraatjes', 'neuriën', 'bankje in het park', 'statusoefeningen'.
In week 1 staat een link naar de kortfilm 'Angst' en een bestand met de werkwijze voor het tekenen van een strip n.a.v. de kortfilm.
Oefening: buurmanpraatjes
Doelstelling: kennismaken, interactie stimuleren
Benodigdheden: geen
Tijd: 5 – 15 minuten
Werkwijze:
Variant: neem alleen de eerste drie vragen en laat de deelnemers in 2 minuten zoveel mogelijk andere deelnemers leren kennen. Laat ze de tel bijhouden en kij wie na exact 120 tellen de meeste mensen kent.
Oefening: neuriën:
Liedjes waar bewegingen de tekst uitbeelden
Bankje in het park
Werkwijze ‘Bankje in het park’
Klaarzetten: het decor van een park met vijver, bosjes, bankje en ijscostalletje, en een toeschouwers bank beginnend links bij de muur voor langs het bord, haaks afgegrensd met een andere bank.
kleding en materiaal dat de spelers kunnen gebruiken : krant, kopje, bal, pen, lippenstift, fles, fototoestel, telefoon, handdoek, schepje, boek, tas, zonnebrandolie, koffer, afvalbak, verkleedkleren.
Bedenk:
Telkens twee mensen gaan met elkaar improviseren en de docent bepaalt in de eerste ronde wie met wie gaat (telkens spelen de twee studenten die toevallig het verst uit elkaar zitten).
Reflectie: wat helpt spelers om de rol op zich te kunnen nemen. Hoe kan het publiek de spelers helpen te durven spelen?
Variant: De student kiest een kaartje en een handeling. Dit kan houvast geven bij het spelen.
spelkaarten met rol en handeling
Jongeren 12-18 jaar
Kort gezegd gaat het bij status om: wie is de baas in de scène.
Lichaamskenmerken van een hoge status zijn:
breeduit staan.
Brede rustige gebaren maken
Rustig en wat langer oogcontact maken
Lange éeeeuhs zeggen
Langzaam genoeg praten
Lichaamskenmerken van een lage status zijn:
Je zo smal mogelijk maken als je staat
Friemelen, korte onrustige gebaren maken
Snel oogcontact maken en dan weer wegkijken
Veel korte éeeeuhs zeggen
Snel praten.
De stormbaan
De leerlingen (soldaten) staan aan een kant van het lokaal. Aan de zijkant staat een leerling op een stoel. Dit is de generaal. Deze generaal geeft verschillende opdrachten om naar de overkant te komen (rennen, huppelen, springen). Deze opdrachten worden als een echte generaal gegeven, luid en duidelijk. Als iemand anders generaal wil zijn stapt hij uit het spel en stuurt de generaal van zijn stoel af.
De echoput
De leerlingen staan in een kring. De docent roept een woord in een hoge of lage status. De leerlingen doen dit zo exact mogelijk na om te ontdekken dat stemgeluid een grote invloed heeft op status.
En nu ga je mee!
De leerlingen staan in twee rijen tegen over elkaar. De ene rij zijn de moeders, de andere rij de kinderen. De moeder is boos op het kind en zegt: "En nu ga je mee!". De moeder moet een zo hoog mogelijke status (houding en stem) aannemen. De kinderen doen een stapje naar voren als ze overtuigd zijn, blijven staan als ze niet overtuigd zijn en doen een stapje terug als ze totaal niet overtuigd zijn.
De bel
De leerlingen staan in een kring. Een van de leerlingen belt aan bij een andere leerling. Dit aanbellen gebeurt in een status, aan de bel horen we al of iemand sterk of zwak is. De leerling bij wie aangebeld wordt maakt de deur open in een tegenovergestelde status. De aanbeller laat merken waarom hij belt (postzegels verkopen, suiker lenen). Er ontstaat een korte scène, die eindigt als de deur dicht gegooid wordt, of de aanbeller naar binnen is gelaten.
De zinnen
De leerlingen worden in twee groepen verdeeld. De eerste groep gaat het eerste spel meespelen en krijgt een kaartje. Op dit kaartje staat een rol (status), begin en eindzin. De leerling gaat erin als zijn beginzin genoemd wordt en moet zijn verhaal eindigen met de eindzin. De scène die gespeeld wordt is in hoge en lage status.
Politie
Beginzin: Zo,zo, jonge dame
Eindzin: Dat wordt een flinke straf
|
Verdachte
Beginzin: Dag meneer
Eindzin: Ik deed het niet expres |
Politie
Beginzin: Dat wordt een flinke straf
Eindzin: Potverdomme!
|
Verdachte
Beginzin: Ik deed het niet expres
Eindzin: Ja natuurlijk |
Politie
Beginzin: Potverdomme!
Eindzin: Dus je hebt een fiets gestolen!
|
Verdachte
Beginzin: Ja natuurlijk
Eindzin: Sorry, ik moet huilen |
Politie
Beginzin: Dus je hebt een fiets gestolen!
Eindzin: Wat zeg je?
|
Verdachte
Beginzin: Sorry, ik moet huilen
Eindzin: Heeft u een zakdoekje? |
Politie
Beginzin: Wat zeg je?
Eindzin: De boete is 300 euro en 5 dagen cel
|
Verdachte
Beginzin: Heeft u een zakdoekje?
Eindzin: Ik zal nooit meer zoiets doms doen |
Baas
Beginzin: Dat is niet zo mooi hé?
Eindzin: Zo werkt het niet hier!
|
Werknemer
Beginzin: Het spijt me.
Eindzin: Ik had het niet mogen doen
|
Baas
Beginzin: Zo werkt het niet hier!
Eindzin: Je bent een ondankbaar nest!
|
Werknemer
Beginzin: Ik had het niet mogen doen
Eindzin: Maar…ik had geld nodig
|
Baas
Beginzin: Je bent een ondankbaar nest!
Eindzin: Hoe haal je het in je hoofd!
|
Werknemer
Beginzin: Maar…ik had geld nodig
Eindzin: Ik heb drie kleine kinderen
|
Baas
Beginzin: Hoe haal je het in je hoofd!
Eindzin: Geld stelen betekent ontslag
|
Werknemer
Beginzin: Ik heb drie kleine kinderen
Eindzin: Ik ben een heel slecht mens
|
Baas
Beginzin: Geld stelen betekent ontslag
Eindzin: Ik wil je hier nooit meer zien
|
Werknemer
Beginzin: Ik ben een heel slecht mens
Eindzin: U heeft gelijk
|
8 status spel opdrachten
Status Spel 1: kazerne
Rollen
A is Sergeant
B is een gewone militair
Handeling: De sergeant laat de militair oefeningen doen. Zoals: marcheren, salueren, opdrukken, buikspieroefeningen/sit ups.
Status Spel 2: ziekenhuis
Rollen
A is verpleegkundige
B is patiënt
Handeling: de verpleegkundige maakt het bed op en schudt het kussen op en draait de patiënt op zijn andere zijde.
Status Spel 3: restaurant
Rollen
A is serveerster of ober
B is klant
Handeling: de gast besteld iets en de serveerster/ober dekt de tafel en brengt het. De gaat gaat eten of drinken en gaat daarna afrekenen.
Status Spel 4 De kledingzaak
Rollen
A is klant
B is verkoper
Handeling: de klant past een kledingstuk en zoekt er een accessoire bij (tasje, sjaaltje, ketting).
Status Spel 5: In het paleis
Rollen
A is de koningin
B is een kamermeisje
Handeling: het kamermeisje komt de slaapkamer van de koningin binnen. Ze past stiekem een hoedje of sjaaltje of een tas of een ketting van de koningin.
De koningin betrapt haar daarbij en wil haar ontslaan.
Status Spel 6: op de technische school
Rollen
A is docent lassen
B is leerling
C is leerling
Handeling: C gooit een bordenwisser over naar B.
Maar hij raakt de koffiebeker van de docent. Die koffie gaat ondersteboven. De docent komt binnen en ziet het.
Hij wordt kwaad en wil dat de leerlingen een doekje gaan halen en de knoeiboel opruimen. Ze geven elkaar de schuld en willen het niet doen.
Status Spel 7: in de huiskamer
A is moeder
B is een kleuter van 5, Fred
Handeling: Fred moet naar bed, maar hij wil niet. Hij heeft allerlei uitstel trucjes:
Hij moet eerst nog zijn tanden poetsen
Dan naar de wc.
Dan een beetje water drinken.
Dan een verhaaltje voorgelezen of verteld krijgen.
En dan nog een boekje uitlezen.
En de gordijnen open hebben, on nee, de gordijnen dicht willen hebben.
Mamma blijft het proberen om hem erin te krijgen.
(Dit kan ook met drie spelers, dan heeft Fred een tweelingzusje: Fredy)
Status Spel 8: een hutje op de hei
A is een kluizenaar
B is een EHBO- deskundige
Handeling: De EHBO (eerste hulp bij ongelukken) deskundige komt aanwandelen over de hei.
Hij klopt aan bij het hutje van de kluizenaar. En vraagt om een beetje water.
De kluizenaar wil niet gestoord worden. Hij is net aardappelen aan het schillen.
Hij wil dat de EHBO-er weg gaat.
Hij zwaait in het rond met een aardappelschilmesje. En snijdt zichzelf in de vinger.
De EHBO-er wil hem verbinden.
Strip tekenen naar aanleiding van kortfilm over angst.docx
Kortfilm 'Angst' van Emiel Penders