Je oog is een zintuig dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven aan visuele schors in de hersenen. Bekijk de volgende video's en de bron. Bestudeer daarna de Kennisbanken. De informatie kun je gebruiken bij het beantwoorden van de examenvragen.
Beantwoord in tweetallen de volgende eindexamenvragen. Bespreek de antwoorden met een ander tweetal.
Het gaat dan vooral om de uitleg bij de antwoorden.
Verbeter zo nodig je antwoorden en/of vraag zo nodig uitleg aan de docent.
Een sporter en coach kan een wedstrijd figuurlijk ‘lezen’, het spel doorzien en kijk hebben op zijn sport. Zijn blik kan letterlijk vertroebeld zijn door een nog niet geconstateerde oogafwijking. Eén op de vijf mensen heeft onvoldoende gezichtsscherpte – een in de sport vergeten aandachtspunt.
Bijziendheid is de meest voorkomende oogafwijking en dat is goed te herkennen. Een sporter ziet dan veraf niet goed scherp.
Hij plaatst daardoor minder goed een bal en reageert minder snel. Details zijn belangrijk in de sport, zeker bij topsport. Een tennisser moet bliksemsnel kunnen reageren op een geplaatste bal.
Zie je het allemaal niet zo scherp, dan heb je een achterstand.
Een deel van het gezichtsvermogen is de gezichtsscherpte. De visus is een maat voor gezichtsscherpte. Om de visus te bepalen wordt gebruik gemaakt van de Snellenkaart.
Deze kaart is ontwikkeld door de Nederlandse oogarts Herman Snellen.
Met deze kaart bepaal je of de visus afwijkt t.o.v. de gemiddelde gezichtsscherpte.
De meeste mensen zien 100% ofwel 1.0 (6/6).
Dit betekent dat ze op een afstand van 6 meter de regel kunnen lezen die de meeste mensen op die afstand herkennen.
Als je de regel pas op een afstand van 3 meter kan lezen, dan heb je een gezichtsscherpte van 50%, ofwel 0,5 (3/6).
Kun je nog kleinere letters lezen dan is de visus groter dan 1.
Een waarde 1,5 komt wel voor bij jonge gezonde mensen.
Hoe is het gesteld met jouw ogen?
Werk in tweetallen. Je gaat aan de slag met de volgende onderzoeksvraag:
Is jouw gezichtsscherpte beter, gelijk of minder dan het gemiddelde?
Als je contactlenzen of een bril hebt, moet je deze wel gebruiken.
Hang de kaart op oogniveau aan een kale muur zonder venster.
Ga op 3 meter afstand van de muur zitten of staan.
Bedek één oog.
Begin bovenaan en lees hardop elke letter voor.
Laat de andere persoon opschrijven wat de kleinste regel is die je helemaal goed kunt lezen.
Test je andere oog op dezelfde manier.
Als je niet in staat bent om de visus 1.0 regel met beide ogen te lezen, heb je mogelijk een correctie nodig om scherper te zien. Welke lenzen schrijf je als oogarts voor aan je klasgenoot? Motiveer je antwoord.
Onderzoek of je klasgenoot bijziend of verziend is.