Stap 2: Oefenen

Hieronder zie je drie gedeeltes van teksten die de afgelopen jaren in het examen Nederlands hebben gestaan.
De vragen die onder iedere tekst staan, zijn ook afkomstig uit de examens.
Dit is dus een goede oefening voor je examen volgend jaar!

Tekst 1

(1) Wie in Nederland een windmolenpark wil bouwen, kan op een storm van protest rekenen.
Het actiecomité ‘Urk Briest’ verzet zich bijvoorbeeld met de slagzin “Geen ijzeren gordijn rondom Urk” tegen de bouw van een windpark ten zuiden en noorden van het voormalige eiland.
(2) Van de 7.600 inwoners van het Duitse Wörrstadt, een kleine vijfhonderd kilometer ten zuidoosten van Urk, klagen er weinigen over de reusachtige windturbines waar ze al jaren tegenaan kijken.
De reden voor het uitblijven van dat protest is, dat ze dankzij de turbines een veel lagere prijs voor elektriciteit gaan betalen dan andere Duitsers.
En dus gaf de gemeenteraad van Wörrstadt toestemming voor de bouw van nog eens twintig windturbines.
“Wanneer je mensen laat zien dat ze goedkopere elektriciteit krijgen, dankzij windturbines dicht bij hun huis, dan klagen ze niet”, zegt Matthias Willenbacher, directeur van energiebedrijf Juwi. “Er was geen comité of politieke partij tegen het windpark.”

Tekst 2

(1) In de wachtkamer van Het Oogziekenhuis Rotterdam staan twee beeldschermen.
Op beide is een oog te zien. De wachtenden in de wachtkamer kijken aandachtig toe: in de operatiekamer worden de ogen van hun familieleden geopereerd.
Met deze live-operaties probeert Het Oogziekenhuis in Rotterdam het aantal medische missers terug te dringen.
Niet door streng op te treden tegen artsen die fouten maken, maar juist door over fouten niet langer geheimzinnig te doen.
“We stimuleren dat artsen en verpleegkundigen al hun fouten en foutjes melden”, vertelt directeur Frans Hiddema.
“Sinds we dat doen is het aantal foutenmeldingen enorm gestegen. Wekelijks zitten artsen en verpleegkundigen om de tafel om alle fouten door te nemen en ervan te leren. Dat is een ware cultuuromslag.”

(2) Zolang je erover praat en er met zijn allen van leert, mag je in het Rotterdamse ziekenhuis fouten maken.
Het lijkt te werken. Begin jaren negentig, toen Hiddema en zijn compagnon Kees Sol directeur werden, stond Het Oogziekenhuis Rotterdam matig aangeschreven. Nu prijkt het bovenaan in landelijke patiënttevredenheidslijstjes.
Hiddema: “En het aantal links-rechtsverwisselingen bij oogoperaties is van vijf, zes per jaar gedaald tot nul of één, overigens steeds zonder fatale gevolgen.”

(3) “Fouten maken op de werkvloer is bij de meeste organisaties helaas nog altijd taboe”, zegt psychologe Cathy van Dyck, docente aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “Het principe van zulke bedrijven is, dat fouten moeten worden voorkomen. Maar daardoor wordt er hooguit geleerd van fouten met ernstige gevolgen. Jammer, want vergelijkbare fouten zijn vaak al eerder opgetreden, maar dan zonder grote effecten. En zonder dat ervan geleerd is.”

(4) “Niets werkt zo nadelig als een foutenmijdende cultuur, een cultuur waarin men fouten hard bestraft”, weet Van Dyck, die al zo'n vijftien jaar onderzoek doet naar hoe bedrijven en organisaties met fouten omgaan. “Vlieg je niet de laan uit bij een fout, dan belandt er wel een waarschuwingsbrief op de mat of krijg je een woedende baas over je heen. Het gevolg: mensen melden hun fouten niet en er wordt dus niets van geleerd. Juist in zulke organisaties gaat het vaak uiteindelijk een keer goed mis.”
Volgens Van Dyck moet je mensen die hun fouten melden juist belonen in plaats van straffen.
Dat zo'n open foutencultuur beter werkt, blijkt volgens haar uit veel onderzoeken.

(5) Computerdeskundige Michiel Vrasdonk (32) is iemand die bij een organisatie werkt, die tegenwoordig zo'n open foutencultuur heeft. “Een aantal jaren geleden is de cultuur bij ons duidelijk veranderd toen we een nieuwe directeur kregen”, zegt hij. “Voor die tijd was het belangrijkste dat medewerkers hun afspraken nakwamen”, vertelt Vrasdonk.
“Had je een bepaald karwei niet op tijd af, dan was de baas boos. Maar het gevolg was dat medewerkers klussen niet durfden op te pakken, als ze niet zeker wisten dat ze het werk op tijd en zonder problemen konden afronden. Ook aan ingewikkelde opdrachten met een groot gevaar op fouten, wilde niemand meer zijn vingers branden.”

Tekst 3

(1) Ruim anderhalf miljoen bezoekers komen jaarlijks naar het Dwingelderveld, het grootste, aaneengesloten natteheidegebied van Noordwest Europa.
Volgens André Donker van Natuurmonumenten kan dat bezoekersaantal best nog groeien tot twee miljoen.
Marloes Berndsen van Staatsbosbeheer voegt daaraan toe: “We hebben gekozen voor een mensinclusieve natuur in plaats van een mens-exclusieve natuur.”
Beide organisaties streven er dus naar de Nederlandse natuur zo toegankelijk mogelijk te maken voor het grote publiek.

(2) Dat heeft nogal wat consequenties, bijvoorbeeld voor de inrichting van de natuurgebieden.
Om de diverse kwaliteiten van elk gebied tot hun recht te laten komen en de natuur én de mens ruimte te geven, is gekozen voor ‘zonering’. Daarbij wordt het beschermd landschap opgedeeld in zones. In elke zone wordt de nadruk gelegd op een bepaalde eigenschap. Zo krijgt in het ene gebied de toegankelijkheid voor recreanten sterke aandacht, terwijl in een ander gedeelte weer de landschappelijke waarde wordt benadrukt.
Van deze werkwijze weet André Donker alles af. “Ons voornaamste aandachtspunt blijft de natuur, maar dat is niet waarvoor de meeste bezoekers komen. Die komen voor de ruimte, het decor en de frisse neus. Je moet dus in en aan de randen van de natuur voorzieningen voor de mensen treffen, zonder dat de kwetsbare natuur eronder lijdt.”

(3) Zonering, daar zijn allerlei middelen voor. Donker spreekt over de ‘gouden driehoekscombinatie’ van het bezoekerscentrum, de schaapskooi en het theehuis. Deze trekpleisters liggen aan de randen van het gebied. Van daaruit zijn er kortere wandelroutes.
Bij het bezoekerscentrum is een miniatuurversie aangelegd van het natuurgebied. Hier kunnen kinderen schepnetjes huren om kikkervisjes te vangen. Zo zijn ze vaak al anderhalf uur zoet met de natuur, zonder dat ze in het gebied zelf zijn geweest.

(4) Een tactiek om enerzijds zoveel mogelijk bezoekers te trekken en anderzijds het gebied te ontlasten, is het betrekken van de omgeving bij het park. Donker: “Bij de dorpen in de omgeving zouden mensen hun auto kunnen parkeren. Daar kun je de horeca onderbrengen. De mensen komen ook voor dat terrasje op het dorpsplein.
Verder kunnen ze dan in de dorpen fietsen huren om het park te bezoeken. Dat is voor iedereen goed: voor de omgeving, voor de ondernemers, voor de natuur.”