Als je informatie nodig hebt, is het belangrijk dat je weet aan welke persoon je de informatie kunt vragen.
Als bekend is aan wie je informatie kunt vragen, pas je daar ook je taalgebruik op aan.
Een mailtje naar een goede vriend(in) bevat waarschijnlijk ander taalgebruik, dan een mailtje naar de directeur van de school.
Houd, tijdens het schrijven, het lezerspubliek in je achterhoofd! Het lezerspubliek is/zijn de lezer(s) van je tekst.
Je gaat in de volgende oefeningen twee e-mails schrijven:
Daarna beschrijf je welke verschillen er zijn tussen de mails.
Beschrijf de verschillen in taalgebruik die je bent tegengekomen. Zeg onder andere iets over de aanhef, afsluiting en woordkeuze.
Lever je twee e-mails en de verschillen die je hebt gevonden in bij je docent.
Je docent bepaalt hoe de opdrachten beoordeeld worden.