Als eindopdracht ga je een strip maken. De strip gaat over twee diersoorten. Je mag zelf de dieren kiezen.
In je strip voeren de twee dieren een discussie over wie het beste dier is.
Gebruik zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden. Je mag alleen de vergrotende en de overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden gebruiken.
Volg het stappenplan voor het maken van deze opdracht.
Kijk ook in de Gereedschapkist hoe je een stripverhaal maakt. Je kunt ook op internet kijken hoe dierenstripverhalen eruitzien (zoek op 'dierenstripverhaal tekenen').
Stappenplan
Bedenk over welke twee diersoorten je een strip wilt maken.
Belangrijk is om eerst een verhaal te bedenken, waar de strip over zal gaan.
Maak voor jezelf ook een lijstje met bijvoeglijke naamwoorden die je in de strip in vergrotende of overtreffende trap kunt zetten.
Pak een vel wit papier en teken op het papier een kladversie van je strip.
Hierbij bedenk je onder andere hoeveel vakjes je moet gebruiken om je verhaal te vertellen.
Welke dieren komen in welk vakje en wat zeggen ze?
Laat eventueel de kladversie van de strip aan een klasgenoot zien. Je kunt nu nog dingen aanpassen.
Maak nu de definitieve versie van je strip. Je kunt de strip met potlood maken en later inkleuren.
Klaar?
Als je je strip klaar hebt, laat je deze zien aan een klasgenoot. Jij bekijkt ook de strip van je klasgenoot.
Geef elkaar goede feedback.
Beoordeling
Lever je stripverhaal in bij de docent. Hij of zij zal je stripverhaal beoordelen.
Inhoud:
In de strip zijn bijvoeglijke naamwoorden gebruikt in vergrotende en overtreffende trap.
In de strip heb je met twee diersoorten gewerkt.
Je hebt er een originele tekst bij bedacht.
Duidelijk wordt ook welk dier uiteindelijk het beste is.
Vormgeving:
Je bent creatief geweest met het ontwerpen en uitwerken van de strip.
Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.