Stap 4: Gedichten

In gedichten wordt vaak gebruikgemaakt van stijlfiguren.

Een voorbeeld van een gedicht waarin veel stijlfiguren zijn verwerkt, is van de dichter Piet Paaltjens.
Hij beschrijft een ‘ontmoeting’ met een vrouw, die voorbij snelt in een trein.
Een vreemde gewaarwording in die tijd, waarin het vervoer met paard en wagen nog heel gewoon was.

Gedicht

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?

Piet Paaltjens
1835-1894


Zoek samen met een klasgenoot naar de stijlfiguren in dit gedicht.

Als jullie er nog niet zo goed uitkomen, vraag dan een andere klasgenoot of je docent om hulp.