Tekst
(1) Ruim anderhalf miljoen bezoekers komen jaarlijks naar het Dwingelderveld, het grootste, aaneengesloten natteheidegebied van Noordwest Europa. Volgens André Donker van Natuurmonumenten kan dat bezoekersaantal best nog groeien tot twee miljoen. Marloes Berndsen van Staatsbosbeheer voegt daaraan toe: “We hebben gekozen voor een mens-inclusieve natuur in plaats van een mens-exclusieve natuur.” Beide organisaties streven er dus naar de Nederlandse natuur zo toegankelijk mogelijk te maken voor het grote publiek.
(2) Dat heeft nogal wat consequenties, bijvoorbeeld voor de inrichting van de natuurgebieden. Om de diverse kwaliteiten van elk gebied tot hun recht te laten komen en de natuur én de mens ruimte te geven, is gekozen voor ‘zonering’. Daarbij wordt het beschermd landschap opgedeeld in zones. In elke zone wordt de nadruk gelegd op een bepaalde eigenschap. Zo krijgt in het ene gebied de toegankelijkheid voor recreanten sterke aandacht, terwijl in een ander gedeelte weer de landschappelijke waarde wordt benadrukt. Van deze werkwijze weet André Donker alles af. “Ons voornaamste aandachtspunt blijft de natuur, maar dat is niet waarvoor de meeste bezoekers komen. Die komen voor de ruimte, het decor en de frisse neus. Je moet dus in en aan de randen van de natuur voorzieningen voor de mensen treffen, zonder dat de kwetsbare natuur eronder lijdt.”
(3) Zonering, daar zijn allerlei middelen voor. Donker spreekt over de ‘gouden driehoekscombinatie’ van het bezoekerscentrum, de schaapskooi en het theehuis. Deze trekpleisters liggen aan de randen van het gebied. Van daaruit zijn er kortere wandelroutes. Bij het bezoekerscentrum is een miniatuurversie aangelegd van het natuurgebied. Hier kunnen kinderen schepnetjes huren om kikkervisjes te vangen. Zo zijn ze vaak al anderhalf uur zoet met de natuur, zonder dat ze in het gebied zelf zijn geweest.
(4) Een tactiek om enerzijds zoveel mogelijk bezoekers te trekken en anderzijds het gebied te ontlasten, is het betrekken van de omgeving bij het park. Donker: “Bij de dorpen in de omgeving zouden mensen hun auto kunnen parkeren. Daar kun je de horeca onderbrengen. De mensen komen ook voor dat terrasje op het dorpsplein. Verder kunnen ze dan in de dorpen fietsen huren om het park te bezoeken. Dat is voor iedereen goed: voor de omgeving, voor de ondernemers, voor de natuur.”
|