Stap 2: Letterlijk vs ironisch

Hieronder staan vier zinnen die letterlijk bedoeld zijn.
Maak zinnen die hetzelfde duidelijk maken, maar nu ironisch bedoeld.

Bijvoorbeeld:
Letterlijk zin: De leraar zegt tegen je: "Je hebt een vier gehaald, dat is erg slecht".
Ironische zin: "Je hebt een vier gehaald, dat is een bijzondere prestatie".