Stap 3: Dictee maken

In deze opdracht ga je een woordendictee maken voor een klasgenoot.

Hoe ga je aan de slag?

1. Schrijf tien woorden op waarin een trema, apostrof of koppelteken voorkomt.
Vind je het moeilijk deze woorden zelf te verzinnen? Zoek dan in een woordenboek naar woorden met een trema, koppelteken of apostrof of zoek op Google ("woorden met een trema").

2. Verzin bij ieder woord één foute schrijfwijze van het woord.
Schrijf van elk woord de juiste en foute spelling op.
Als je niet zeker weet hoe je een woord moet schrijven, zoek het dan op in de woordenlijst.

3. Wissel met je klasgenoot van papier.
Omcirkel op het papier van de ander de juiste schrijfwijze van ieder woord.

Klaar?
Wissel opnieuw van papier. Kijk elkaars werk na.